Week 27 Dinsdag 2E

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Vandaag

• Wat moet je kunnen en kennen voor de repetitie van hoofdstuk 5?
• Oefenen voor repetitie
  

5.1 Fictie

Verschillende soorten argumenten:

• realistische argumenten
• emotieve argumenten
• morele argumenten

Open en gesloten einde

5.2 Lezen

• Beknopte samenvatting
  

5.3 Woorden

• Betekenis Woorden 1 en Woorden 2
• Vorming van bijvoeglijke naamwoorden NIET
  

5.4 Grammatica

• Niet uit het boek
• Redekundig ontleden (zinsdelen)
• Taalkundig ontleden (woordsoorten: LW,
  WW, ZN, BN, TW, PSV, AWV, BZV, VZ, VRV)
  

5.5 Spelling

• Vervoeging van Engelse en Nederlandse werkwoorden: tt, vt en vd
• Trema
• Apostrof
• Dicteewoorden
  

5.6 en 5.7

• Niet
  

5.8 Taalonderzoek

• Spreektaal
• Schrijftaal
  

Welke uitspraak is waar?

1. Teksten hebben altijd een vaste structuur.
2. Een beknopte samenvatting is de samenvatting van een tekst in hoofdzaken.
3. Bij een tekst zonder vaste structuur is het onderwerp niet bekend.
4. In een samenvatting gebruik je vaak afkortingen en korte zinnen.

In welke zin is het woord 'eensgezind' goed gebruikt?

1. Wij zijn eensgezind over de aanpak van het probleem.
2. Die jongen heeft moeite met het delen van speelgoed, omdat hij eensgezind is.
3. Door de eensgezinde route raakten wij de weg kwijt.

Wat betekent 'controversieel'?

1. zeker, waar je niet aan twijfelt
2. omstreden, dat wat tegenspraak oproept
3. langzaam maar zeker
4. als je iets volhoudt en niet opgeeft

In welke zin is 'standvastig' goed gebruikt?

1. Het standvastige schilderij was stevig aan de muur bevestigd.
2. De standvastige tomaten bloeien elk jaar weer.
3. Het beeldje stond standvastig op de vensterbank.
4. Hij bleef standvastig bij zijn besluit.

Wat betekent 'consequentie'?

1. vervolg
2. gevolg
3. achtervolging
4. bevlieging

Wat voor woordsoort is 'mij' in de volgende zin'?

De rode fiets is van mij.

1. zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Wat voor woordsoort is 'die' in de onderstaande zin?

Hij heeft die nieuwe telefoon van zijn vader gekregen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

Door de harde storm is mijn vader zijn paraplu verloren.

1. Door de harde storm
2. de harde storm
3. mijn vader
4. zijn paraplu

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in de onderstaande zin?

Vorige week heeft mijn tante gelukkig haar rijbewijs gehaald.

1. Vorige week
2. gelukkig haar rijbewijs
3. Vorige week/ haar rijbewijs
4. Vorige week/ gelukkig

Wat is goed gespeld?

1. Dennis fiets
2. Denniss fiets
3. Dennis' fiets
4. Dennis's fiets

Welk woord is goed gespeld?

1. categoriën
2. bacteriën
3. theoriën
4. kopiën

Welk woord hoort er op de plek van de puntjes?

Hij heeft gisteren al zijn bestanden ....... .

1. gedelete
2. gedeletet
3. gedeleted
4. gedeleed

Welk woord hoort er op de plek van de puntjes?

....... jij vroeger ook?

1. Paintbalde
2. Paintballde
3. Paintbalte
4. Paintballte

Welk woord hoort er op de plek van de puntjes?

Hij ..... elke dag in het park.

1. skate
2. skatet
3. skated
4. skaet

Welk woord is juist gespeld?

1. mavoër
2. mavo'er
3. mavoer
4. mavo-er

Welk woord is juist gespeld?

1. A4-tje
2. A4tje
3. A4'tje
4. A4 tje

Welk woord is fout gespeld?

1. pinguïn
2. sms'en
3. kopieeren
4. discussiëren