Bijvoeglijk naamwoord mh1

Open je boek op blz. 246-247!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Open je boek op blz. 246-247!

Slide 1 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je ( stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden kunt herkennen

Slide 2 - Slide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 3 - Slide

Bekijk de volgende zin:
– Brugge is een mooie stad.

In deze zin is mooie een bijvoeglijk naamwoord (bn). Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie zegt iets over stad.


Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is:
zilveren kettingen, een wollen vest.

Slide 4 - Slide

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord:
Dat is een goed boek (zn) over een belangrijk onderwerp (zn).


Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
Dit boek is goed en het onderwerp ervan is belangrijk.



Slide 5 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e): geweldig – geweldige; saai – saaie; knap – knappe; interessant – interessante.


Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: stellende trap (aardig) – vergrotende trap (aardiger) – overtreffende trap (aardigst).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op en: bronzen, katoenen, maar niet als het uit een andere taal komt of een nog niet zo lang bestaande stof aanduidt (een suède tas, een fleece vest). 

Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord en het heeft geen trappen van vergelijking.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Extra informatie:

Slide 14 - Slide

Werkwoordsvormen zoals teleurgesteld en teleurstellend kun je gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. Je benoemt ze dan ook als bijvoeglijk naamwoord.


Voorbeelden: De trainer was na de nederlaag een teleurgesteld (bn) mens. De supporters vonden een verlies van 0-2 een teleurstellend (bn) resultaat.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

timer
2:00

Slide 18 - Slide

Aan de slag

Slide 19 - Slide

Bekijk goed de theorie van blz. 246 voordat je vragen stelt

Maken:
§ 2 bijvoeglijk naamwoord
blz. 246-247
opdr. 1,2,4,5,6

timer
4:00

Slide 20 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 21 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 22 - Slide