This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Klimaatvraagstukken H1 en H2
Atmosfeer
Warmtetransport
Woestijn/broeikas/ijstijdaarde
Slide 1 - Slide
In welke van de 4 sferen spelen rivieren de grootste rol?
A
Biosfeer
B
Lithosfeer
C
Atmosfeer
D
Hydrosfeer
Slide 2 - Quiz
Uit welke 4 sferen bestaat de atmosfeer?
Slide 3 - Open question
9. Bekijk de afbeelding. Wat is GEEN gevolg van de toevoeging van broeikasgassen op de stralingsbalans?
A
Het onderdeel broeikaseffect neemt toe
B
Het onderdeel latente hitte neemt toe
C
Het onderdeel kortgolvige zonnestraling neemt toe
D
het onderdeel kortgolvige reflectie neemt toe
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
Het albedo van een .... landschap is het grootst
A
gras
B
Bos
C
Woestijn
D
Ijs en sneeuw
Slide 6 - Quiz
Wind waait altijd van laag naar hoog (drukgebied)
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
De ITCZ is een... Bij de ITCZ... de lucht
A
Lagedrukgebied... daalt
B
Hogedrukgebied.. daalt
C
Lagedrukgebied.. stijgt
D
Hogedrukgebied.. stijgt
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
Wat drijft de thermohaliene circulatie aan?
A
convectiestromen
B
wind
C
verschillen in zoutgehalte en temperatuur van het zeewater
D
verschillen in zoutgehalte van het zeewater
Slide 12 - Quiz
Welke vier factoren zijn van invloed op de temperatuur?
Slide 13 - Open question
Wat is de drijvende kracht achter platentektoniek?
A
Convectiestromen
B
De zee
C
De mantel
D
Lava
Slide 14 - Quiz
Wie of wat is Pangea?
A
De grootste vulkaan in Indonesië
B
Wetenschappelijke naam voor Atlantis
C
Een supercontinent van 225 miljoen jaar geleden
D
De naam van de geoloog die 'continental' drift bedacht heeft
Slide 15 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende beschrijving? Proces waarbij een continent wordt opengebroken en uit elkaar drijven
A
Riftvallei
B
Sea floor spreading
C
mid-oceanaische rug
D
riftschouders
Slide 16 - Quiz
Tijdens El Nino is het
A
kouder en natter langs de kust van Zuid-Amerika
B
kouder en droger langs de kust van Zuid-Amerika
C
warmer en natter langs de kust van Zuid-Amerika
D
warmer en droger langs de kust van Zuid-Amerika
Slide 17 - Quiz
Een positieve terugkoppeling .... klimaatverandering
A
versnelt
B
vertraagt
Slide 18 - Quiz
In het krijt (broeikasaarde) was het co2 gehalte in de lucht ...
A
even hoog
B
5x zoveel
C
40x zoveel
D
100x zoveel
Slide 19 - Quiz
Wat is geen variabele van Milankovitch?
A
Excentriciteit
B
Velociteit
C
Scheefstelling
D
Precessie
Slide 20 - Quiz
Vulkaanuitbarstingen en een grote meteoriet zorgden voor een grote klimaatverandering en maakte een einde aan welk geologisch tijdperk?
A
Carboon
B
Perm
C
Krijt
D
Kwartiair
Slide 21 - Quiz
Leg uit hoe de uitbarsting van de vulkaan Tambora op mondiaal schaalniveau kon leiden tot dalende temperaturen.
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Gebruik het figuur: vegetatie-albedo terugkoppeling. In deze figuur wordt een terugkoppelingsmechanisme weergegeven dat in werking treedt bij het ontstaan van een ijstijd. Is dit een positief of een negatief terugkoppelingsmechanisme?
A
Positief
B
Negatief
Slide 24 - Quiz
De juiste volgorde (van langst naar kortst geleden) is...
A
Perm, Krijt, Carboon, Siluur, Tertiair
B
Siluur, Carboon, Perm, Krijt, Tertiair
C
Tertiair, Siluur, Carboon, Perm, Krijt
D
Siluur, Perm, Carboon, Tertiair, Krijt
Slide 25 - Quiz
Uit welk tijdperk komt het aardgas dat we in Nederland vinden?
A
Siluur
B
Carboon
C
Perm
D
Krijt
Slide 26 - Quiz
Gebruik tekst 1. Op de website 'Geologie van Nederland' lees je de tekst 1. Bij welke geologische periode past deze omschrijving?
A
Carboon
B
Perm
C
Krijt
D
Kwartair
Slide 27 - Quiz
Wij leven op dit moment in een ...
A
Interglaciaal
B
Glaciaal
C
Slide 28 - Quiz
10. Indirect bewijs om het klimaat in het verre verleden de reconstrueren noemen we
A
Presto-indicatoren
B
Proxy-indicatoren
C
Primula-indicatoren
D
Pergola-indicatoren
Slide 29 - Quiz
Wat zijn Milankovitch-variabelen in relatie tot klimaatverandering?
A
Variabelen die alleen de temperatuurveranderingen op aarde meten.
B
Variabelen die de invloed van de zon op het klimaat beschrijven.
C
Variabelen die de invloed van de baan, rotatie en kanteling van de aarde op het klimaat beschrijven.
D
Variabelen die alleen van toepassing zijn op de Noordpool.