THEO les 2: Celdeling en epitheelweefsel

Les 2: Celdeling en epitheelweefsel
Leerlijn Algemene theorie
1 / 44
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

Les 2: Celdeling en epitheelweefsel
Leerlijn Algemene theorie

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Les van vorige week herhalen

Nieuwe lesstof:

  • Celdeling -> mitose en meiose
  • Epitheelweefsel

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • De student kent de verschillende celdelingen
  • De student kent het epitheelweefsel naar cel vorm, functie en vervoersfunctie 

Slide 3 - Slide

Herhalingsopdracht 
  • Teken een cirkel en zet de verschillende onderdelen er in.
  • Vertel per onderdeel wat je hier nog over weet.

Slide 4 - Slide

Lees een stukje uit het boek 
  • Celdeling blz. 19- 21

Slide 5 - Slide

Celdeling
  • Mitose
  • Meiose 

Slide 6 - Slide

Soorten celdeling
  • Directe celdeling 

  • Indirecte celdeling -> Mitose
                                                -> Meiose -> Reductiedeling

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Indirecte celdeling - Mitose
  • Verdubbeling van 46 naar 92 chromosomen
  • Er ontstaat een exacte kopie van de oorspronkelijke cel
  • Deze celdeling vind plaats in alle cellen van ons lichaam behalve de geslachtscellen
  • Eerst deelt de celkern en daarna het cellichaam

Slide 9 - Slide

Reductiedeling - Meiose
  • Deze celdeling vindt alleen plaats bij rijpe geslachtscellen
  • Doel: Het aantal chromosomen wordt gehalveerd van 46 naar 23 chromosomen
  • Als een rijpe zaadcel samenvloeit met een rijpe eicel ontstaan dan weer cellen met 46 chromosomen 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Bepaling van het geslacht
  • De rijpe eicel en rijpe zaadcel bevatten elk 23 chromosomen

Rijpe eicel:

  • 22 chromosomen + X - chromosoom

Rijpe zaadcel:
  • 22 chromosomen + X - chromosoom of Y - chromosoom

Slide 12 - Slide

Aantal chromosomen bij mensen
  • 46 chromosomen bij een cel die NIET aan het delen is

  • 92 chromosomen bij een cel  die WEL aan het delen is

  • 23 chromosomen bij een geslachtscel die rijp is (zaadcel, eicel)

  • 46 chromosomen bij een BEVRUCHTE eicel

Slide 13 - Slide

Welke celdeling vindt plaats in het menselijk lichaam?
A
Directe celdeling
B
Indirecte celdeling

Slide 14 - Quiz

Hoeveel chromosomen zitten er in een cel die is ontstaan door mitose?
A
23
B
46
C
92

Slide 15 - Quiz

Welke celdeling vindt plaats bij geslachtscellen?
A
Directe celdeling
B
Meiose
C
Mitose

Slide 16 - Quiz

Opdracht celdeling maken
Jullie krijgen hier 20 minuten voor. 
Daarna bespreken we het samen. 

Slide 17 - Slide

We hebben het hoofdstuk cellen afgerond!
Laten we doorgaan met het volgende hoofdstuk: Weefsel -> Epitheelweefsel.

Slide 18 - Slide

Epitheelweefsel
Lees een stukje uit het boek. 

Slide 19 - Slide

Weefsel
  • Een groep dezelfde cellen noemen we een weefsel
  • Een groep weefsel is een orgaan

Er zijn weefsels die bepalend zijn voor de functie van organen en weefsels die voor verbinding en steun zorgen

 

Slide 20 - Slide

Epitheelweefsel
  • Is opgebouwd uit epitheelcellen

  • De cellen liggen dicht bij elkaar want er is   weinig of geen tussencelstof aanwezig

  • Dit weefsel bedekt alle inwendige en               uitwendige oppervlakken van het lichaam 

Slide 21 - Slide

Indeling naar aantal lagen
  • Eénlagig
  • Meerlagig 

Slide 22 - Slide

Indeling naar vorm
  • Plaveiselepitheel = platte vorm
  • Kubisch epitheel = vierkante vorm
  • Cilindrisch epitheel = cilindervormig = rond
  • Trilhaarepitheel = bijzondere vorm van cilindrisch epitheel 

Slide 23 - Slide

Plaveiselepitheel
  • P = Plat
  • Eenlagig of meerlagig
  • Eenlagig plaveiselepitheel = endotheel

Slide 24 - Slide

Plaveiselepitheel
Plaatsen eenlagig plaveiselepitheel (endotheel):

  • Binnenkant van bloed- en lymfevaten
  • Hart / Hartzakje
  • Wand van de kleinste luchtpijptakjes en longblaasjes
  • Borstvlies
  • Buikvlies

Slide 25 - Slide

Plaveiselepitheel
Plaatsen meerlagig epitheelweefsel: 

  • Mond
  • Slokdarm 
  • Opperhuid = Epidermis

Slide 26 - Slide

Kubisch epitheel
  • Vierkant
  • Cellen zijn even hoog als breed
  • Eenlagig of meerlagig

Slide 27 - Slide

Kubisch epitheel
Plaatsen eenlagig kubisch epitheel:

  • Ogen
  • Eierstokken
  • Nierkanaaltjes

Slide 28 - Slide

Kubisch epitheel
Plaatsen meerlagig kubisch epitheel: 

  • Opperhuid (epidermis)
  • Afvoerkanaaltjes van zweet-, melk- en speekselklieren

Slide 29 - Slide

Cilindrisch epitheel
  • Rond
  • Altijd eenlagig

Plaatsen:
  • Binnenzijde spijsverteringskanaal
  • Baarmoeder
  • Binnenzijde afvoergangen van sommige klieren
  • Slijmvlies maag en darmen
  • Basaalcellenlaag van de opperhuid (epidermis)

Slide 30 - Slide

Trilhaar epitheel
Bijzondere vorm van cilindrisch epitheel

Trilharen zitten tussen de cilindervormige cellen ingeplant 

Slide 31 - Slide

Wat is de functie van epitheelweefsel? 
  • Bedekkend epitheelweefsel -> Bescherming
  • Afscheidend epitheelweefsel -> Klierweefsel
  • Vervoersfunctie -> Trilhaarepitheel

Slide 32 - Slide

Bedekkend / beschermend epitheel
Soorten:

  • Verhoornd
  • Niet verhoornd

Plaatsen:

  • Opperhuid (verhoornd en niet verhoornd)
  • Inwendige holle organen (niet verhoornd)

Slide 33 - Slide

Afscheidend epitheel 
(Klierweefsel)
Klierweefsel scheidt stoffen in of buiten het lichaam af. 

Twee soorten:

  • Eencellige klieren -> slijmvliezen zoals     neusslijmvlies
  • Meercellige klieren -> de meeste klieren in   ons lichaam

Slide 34 - Slide

Meercellige klieren
Ze kunnen worden ingedeeld naar:

  • Afscheidingswijze
  • Vorm
  • Functie

Slide 35 - Slide

Afscheidingswijze
  • Exocrien = MET afvoerbuis
  • Endocrien = ZONDER afvoerbuis
  • Endo - exocrien = MET en ZONDER afvoerbuis 

Slide 36 - Slide

Exocriene klieren (met afvoerbuis)
  • Eccriene klieren
Alleen het product wordt uit-/ afgescheiden

  • Apocriene klieren 
Een deel van de cel gaat er met het product uit

Holocriene klieren:
  • De gehele cel gaat er met het product uit

Slide 37 - Slide

Voorbeelden soorten exocriene klieren
Eccriene klieren:
  • Speekselklier
  • Kleine zweetklier

Apocriene klieren;
  • Grote zweetklier in de oksel
  • Melkklier
  • Oorsmeerklier

Holocriene klieren:
  • Talgklier

Slide 38 - Slide

Vorm exocriene klieren
Buisvormige (tubulaire) klieren
  • Zweetklieren

Trosvormige (alveolaire) klieren
  • Talgklieren
  • Melkklieren
  • Speekselklieren

Gemengde (tubulo- alveolaire) klieren
  • Oorspeekselklier

Slide 39 - Slide

Endocriene klieren (zonder afvoerbuis)
Scheiden hun product direct aan het bloed af
Hormoonklieren

Enkele voorbeelden:

  • Hypofyse
  • Schildklier

Slide 40 - Slide

Endo - exocriene klieren (met en zonder afvoerbuis)
Scheiden hun product direct aan het bloed af maar hebben ook een afvoerbuis
Geslachtsklieren, klieren in de buikholte (alvleesklier)

Enkele voorbeelden:
  • Productie geslachtshormonen (endocrien)
  • Productie zaadcellen / eicellen (exocrien)

  • Productie hormonen insuline en glucagon (endocrien)
  • Productie alvleessap (exocrien)


Slide 41 - Slide

Nuttige stoffen / afvalstoffen
  • Secretieklieren
  • Incretieklieren
  • Excretieklieren 

Slide 42 - Slide

Epitheel met een vervoersfunctie
Trilhaarepitheel

Voorbeeld:
  • Slijmvliezen van de luchtwegen
  • Eileiders
  • Buis van Eustachius 

Slide 43 - Slide

Opdracht weefsel
Memory

Slide 44 - Slide