Herhalen taal

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Welkom!

Voorbereiden op SE-week

- herhalen

- oefenen

- volgende les maak je een oefentoets!

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. duidt een persoon, dier of ding aan.
2. geeft aan van wie iets is.

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin?

Hij trakteerde ons op een kop warme chocomel.

1. hij
2. trakteerde
3. ons - warme
4. hij - ons

Staat er in onderstaande zin een bezittelijk voornaamwoord?

Is deze etui van jou of van hem?

1. ja
2. nee

Uitleg

Een bezittelijk voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.

mijn jas

zijn kamer

jullie huis

onze docent

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
2. Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
3. Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
4. Plakt twee zinnen aan elkaar

Wij zijn gisteren bij zijn ouders op bezoek geweest.

Wat is het verschil tussen de twee woorden 'zijn'?

Wat zijn verwijswoorden, denk je?

1. maar, omdat, hierom
2. hij, zij, die
3. zijn, worden, hebben
4. de, het, een

Uitleg

Een verwijswoord verwijst naar een ander woord, meestal een woord dat eerder of verderop in de tekst staat. 

Bijvoorbeeld: Mijn broer is ziek. Hij is vandaag thuisgebleven. ‘Hij’ verwijst naar ‘mijn broer’.

Vul het juiste verwijswoord in:

... recept is van mijn oma.

1. Dit
2. Deze

Vul het juiste verwijswoord in:

Mijn ouders gaan op wintersport. ... vertrekken morgen.

1. Hun
2. Zij

Vul het juiste verwijswoord in:

De docent ... vaak wordt gezegd dat hij goed kan uitleggen, heeft een andere baan.

1. over wie
2. waarover

Vul het juiste verwijswoord in:

Deze hond ... ik elke dag wandel, is van mijn buren.

1. waarmee
2. met wie

Vul het juiste verwijswoord in:

Esmee is de klasgenoot ... ik altijd naar school fiets.

1. waarmee
2. met wie

Voegwoord

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

 

Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een voegwoord nodig.

Rick schrijft het artikel, terwijl Nog de spelling controleert.

Hoewel het al laat was, belde mijn vriendin.

Vul het juiste voegwoord in:

Ik ga vandaag met de bus naar school, ... het regent.

1. maar
2. want

Vul het juiste voegwoord in:

Ga je vanavond mee ... heb je al plannen?

1. maar
2. of

Vul het juiste voegwoord in:

... je in de trein zit, kun je mooi je proefwerk leren.

1. Terwijl
2. Hoewel

Vul het juiste voegwoord in:

... ik goed geleerd heb voor de toets, heb ik een voldoende gehaald.

1. Omdat
2. Zodat

Woordsoorten

Elk woord behoort tot een soort (woordsoort).

Onderstaande woordsoorten moet je kennen:

ww = werkwoord

lw = lidwoord 

zn = zelfstandig naamwoord

bn = bijvoeglijk naamwoord

 vz = voorzetsel 

bw = bijwoord 

vgw = voegwoord 

pers. vnw. = persoonlijk voornaamwoord

bez. vnw. = bezittelijk voornaamwoord

Hoeveel voorzetsels staan in onderstaande zin?

Hoewel de leerlingen van de boven- en onderbouw tijdens de pauzes gescheiden zijn, is het erg druk in de aula.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden uit onderstaande zin.

Hebben jullie deze vakantie in het Limburgse heuvellandschap gekampeerd?

In welke zin zie je een voegwoord?

1. Ik weet nog niet of ik morgen naar oma ga.
2. Na een hele dag werken heb ik maar € 10 verdiend.
3. Ik wil graag weer hardlopen.
4. Mijn dromen wil ik echt niet met jullie delen!

Welke zin klopt?

(Let op het voegwoord!)

1. Evy heeft last van hoogtevrees, toen ze zal nooit in een reuzenrad stappen.
2. Abdul had geen zin in de verjaardag van zijn oom, dus uiteindelijk was het best een gezellig feestje.
3. De jongeren mogen niet meer in de speeltuin rondhangen, maar die bedoeld is voor kleine kinderen.
4. Toen het zo hard onweerde, werd ik met de auto naar school gebracht.

Aan de slag!

Oefenen, oefenen, oefenen.

Je kunt verschillende dingen doen:

- opdrachten maken online (zie linkjes in Teams)

- opdrachten uit je boek (opnieuw) maken

- theorie overschrijven

- vragen stellen aan mij 

Oefentoets!

Maak de toets.

Klaar = lezen in je leesboek.

De volgende les kijken we de toets na.

Succes!

SE-week 2

Taalverzorging H 1 t/m 6

Test jezelf!

Zie afbeelding hiernaast -->

Maak de drie testen:

- Werkwoordspelling

- Verwijswoorden

- Spelling: voltooid deelwoord

Blijf online, zodat je vragen kunt stellen / feedback kunt krijgen!