De sociale kwestie maakt de noodzaak van sociale wetgeving duidelijk. Armenzorg moest geen liefdadigheid zijn, maar een recht.
In de Armenwet van 1854 werd geregeld dat voor hulpbehoevenden die niets van de kerk kregen, de gemeente kon bijspringen.
Twintig jaar later kwam Samuel van Houten met het Kinderwetje van Van Houten (1874) Deze wet verbood kinderarbeid in fabrieken en werkplaatsen voor kinderen onder de 12 jaar.
Rond 1900 kwamen er meer sociale wetten, zoals de Leerplichtwet, Ongevallenwet, Woningwet (1901).