2E Tekstlab 3 nov

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
Kort verhaal lezen
20 minuten
Toets bespreken
5 minuten
Tekslab: teksverbandenquiz, uitleg en oefening
30 minuten
Lesafsluiting
5 minuten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les kan je aangeven

1. Waaraan je een opsomming in een tekst kan herkennen
2. Waaraan je een tegenstelling in een tekst kan herkennen
3. Waaraan je een 'tijd' in een tekst kan herkennen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

‘De Virgin’

Het gaat over Hannah die haar maagdelijkheid aanbied in een tv-programma. Twintig heren halen alles uit de kast voor die finaleplek. Hannah zelf mag jonkies wegsturen, maar het publiek thuis ook…


Slide 5 - Slide

Wat gaan we doen:
10 minuten lezen
Werken aan paragraaf 1.5: check-in duo's
1A: 1 t/m 9
1E: 1 t/m 10
Elkaars antwoorden vergelijken
Lesafsluiting

Slide 6 - Slide

Vorige tekst over filmmaken
Oefeningen tekstverbanden gingen nog niet vanzelf. 
Daarom nu wat extra uitleg en een tekstverbanden quizz

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Woorden, zinnen en alinea's in een tekst hebben met elkaar te maken. Dat heet samenhang of tekstverband.

Wanneer je het tekstverband snapt, snap je beter welke informatie de tekst geeft. 

Tekstverbanden kun je herkennen aan signaalwoorden.


Slide 8 - Slide

Welk tekstverband?
1. Pietje schrijft in een email aan Klaas wat hij allemaal voor zijn verjaardag heeft gekregen. Hij doet dat in meerdere zinnen. 

2. In een andere email legt Pietje uit waarom hij zowel voor als tegen het maken van excuses voor ons slavernij verleden is. 

3. In weer een andere email vertelt Pietje wanneer hij wat in de vakantie gedaan heeft. 

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden van opsomming

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden van tijdsvolgorde

Slide 11 - Slide

Signaalwoorden van tegenstelling

Slide 12 - Slide

Welke tegenstelling staat hier? (uit de filmmakerstekst)
Heb je een helder idee en alle benodigdheden daarvoor
beschikbaar, dan kun je aan de slag met filmen. Dat kan met
je mobiel, maar tegenwoordig ook vaak met je fototoestel of
natuurlijk gewoon met een camera.

Slide 13 - Slide

Welke opsomming staat hier?
Om te beginnen heb je een goed idee nodig. Wat wil je
filmen? Welk verhaal wil je vertellen? Dit idee werk je uit
tot een scenario. Ja, zelfs voor een documentaire heb je een
scenario nodig. Dus pak een pen of je laptop en zet je ideeën
op papier. Bedenk goed wat je nodig hebt om je verhaal te
vertellen en waar je daarvoor moet filmen.

Slide 14 - Slide

wat is een tegenstellend verband?
A
in stukken tekst wordt iets verteld wat helemaal niet waar is
B
in stukken tekst wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen
C
in stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt
D
in stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn

Slide 15 - Quiz

Wat is een opsomming?
A
Dat betekent dat er een som staat in de tekst.
B
Als er in een zin of tekst een opsomming wordt gemaakt van iets.
C
Dat betekent dat er iets wiskundigs wordt besproken in de tekst.
D
Als er een eind wordt gemaakt aan een verhaal.

Slide 16 - Quiz

Signaalwoorden opsomming
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals

Slide 17 - Quiz

opsomming =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 18 - Quiz

Wat is niet een signaalwoord van een opsomming?
A
Ten eerste
B
Maar
C
Verder
D
Ten slotte

Slide 19 - Quiz

Tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 20 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent

Slide 21 - Quiz

Welke signaalwoorden geven de tijdsvolgorde aan?

Zin: Eerst deed ik mijn pyjama aan en vervolgens poetste ik mijn tanden. Daarna stapte ik in bed en toen viel ik weer in slaap.
A
Eerst, en, daarna
B
En, vervolgens, toen
C
Eerst, vervolgens, en daarna
D
Eerst, vervolgens, daarna, toen

Slide 22 - Quiz

Wat zijn tegenstellingen?
A
Woorden die het tegenovergestelde betekenen
B
Woorden die hetzelfde betekenen

Slide 23 - Quiz

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat

Slide 24 - Quiz

Signaalwoorden tegenstelling
A
verder, ten slotte, en
B
kortom, dus
C
tegenover, hoewel, echter

Slide 25 - Quiz

Een opsommend tekstverband =
A
Die een tegenstelling laten zien
B
Een tekstverband op tijdvolgorde
C
Zaken die opeenvolgend genoemd worden
D
Tekstverband die uitleg geeft.

Slide 26 - Quiz


In alinea 9 staat een opsomming. Uit hoeveel delen bestaat deze opsomming?



A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf

Slide 27 - Quiz

Welk tekstverband vind je in deze zin?
Ik kijk veel Netflix. Daarnaast zit ik op voetbal en schaatsen. Ook werk ik bij Albert Heijn.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 28 - Quiz

Welk tekstverband herken je in deze zin?
Vanmorgen heb ik eerst gedoucht. Daarna heb ik ontbeten. Ten slotte heb ik mijn tas ingepakt.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband herken je in deze zin?
Ajax stond de hele wedstijd op voorsprong, toch hebben ze op het laatste moment verloren.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 30 - Quiz

Welk tekstverband herken je in deze zin?
Douwe eet heel graag pizza. Ook houdt hij van frikandelbroodjes.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 31 - Quiz

Welk tekstverband herken je in deze zin?
Wopke rijdt paard, maar hij valt er steeds af.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 32 - Quiz

Welk tekstverband zie je dit fragment?
"Paddenstoelen plukken? Sommige zien er verleidelijk uit, maar kun je beter laten staan: 'Je plukt zomaar de verkeerde' "
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde

Slide 33 - Quiz

Lesdoelen
Na deze les kan je aangeven

1. Waaraan je een opsomming in een tekst kan herkennen
2. Waaraan je een tegenstelling in een tekst kan herkennen
3. Waaraan je een 'tijd' in een tekst kan herkennen

Slide 34 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 35 - Slide