This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Citeren: letterlijk opschrijven wat er
gezegd wordt
1. dubbele punt :2. aanhalingsteken '3. de zin 4. punt/vraagteken/uitroepteken zeggen= . vragen = ? schreeuwen = !5. aanhalingsteken '
Mevrouw zegt: 'Ik wil morgen jullie huiswerk controleren.'
Mevrouw vraagt: 'Mag ik morgen jullie huiswerk nakijken?'
Mevrouw schreeuwt: 'Morgen kijk ik jullie huiswerk na!'