Ontdek de wereld van micro-organismen

Ontdek de wereld van micro-organismen

Leerdoelen

- Kenmerken van archaea
- Kenmerken van bacteriën
- Kenmerken van virussen
- Kenmerken van schimmels

Wat weet je al over archaea, bacteriën, virussen en schimmels?

Wat zijn archaea?

Archaea zijn micro-organismen die vaak extreem kunnen leven in omstandigheden zoals hoge temperaturen, zoutgehaltes en zuurgraad.

Kenmerken van archaea

- Geen celkern
- Unieke celwand
- Geen membraangebonden organellen

Wat zijn bacteriën?

Bacteriën zijn eencellige micro-organismen die overal op aarde voorkomen. Ze kunnen zowel schadelijk als nuttig zijn voor mensen.

Kenmerken van bacteriën

- Prokaryote cellen
- Celwand
- Flagellen voor beweging

Wat zijn virussen?

Virussen zijn kleine, infectieuze deeltjes die alleen kunnen repliceren binnen levende cellen. Ze kunnen ziekten veroorzaken bij mensen, dieren en planten.

Kenmerken van virussen

- Geen celstructuur
- Bestaan uit genetisch materiaal (DNA of RNA) en een eiwitomhulsel
- Afhankelijk van gastheercellen voor replicatie

Wat zijn schimmels?

Schimmels zijn eukaryote micro-organismen die zich voeden door het absorberen van voedingsstoffen uit hun omgeving. Ze kunnen zowel nuttig als schadelijk zijn.

Kenmerken van schimmels

- Eukaryote cellen
- Celwand van chitine
- Voortplanting door sporen

Samenvatting

Je hebt geleerd over archaea, bacteriën, virussen en schimmels en hun kenmerken.

Vragen en discussie

Stel vragen aan de leerlingen om hun begrip te testen en stimuleer een discussie over het belang van micro-organismen in de natuur en de gezondheid van mensen.

Opdracht: Onderzoek een micro-organisme

Laat de leerlingen een micro-organisme kiezen (archaea, bacterie, virus of schimmel) en laat ze onderzoek doen naar de kenmerken, habitat en eventuele positieve/negatieve effecten op de mens en het milieu.

Bronnen

- [URL 1] Beschrijving van archaea
- [URL 2] Kenmerken van bacteriën
- [URL 3] Uitleg over virussen
- [URL 4] Eigenschappen van schimmels

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.