2VWO New Interface 1.4

Unit 1  Lesson 4 Speaking
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Unit 1  Lesson 4 Speaking

Slide 1 - Slide

What do you remember?

Slide 2 - Slide

What is 'vervelend' in English?
A
available
B
annoying
C
bored
D
arrange

Slide 3 - Quiz

What is 'vervuiling'?
A
population
B
propose
C
pollution
D
queue

Slide 4 - Quiz

What is the correct ending: You can swim well, ......?
A
can't you?
B
can you?
C
don't you?
D
do you?

Slide 5 - Quiz

What is the correct ending: He likes Messi, ....?
A
liken't he?
B
don't he?
C
does he?
D
doesn't he?

Slide 6 - Quiz

What is the correct ending: We walked very far, ....?
A
walk we?
B
don't we?
C
didn't we?
D
did we?

Slide 7 - Quiz

Today 
  • Listen to conversation (29)
  • Pronunciation (31)
  • Grammar: to be going to 
  • Speaking in pairs: 32, 35, 36, 37
  • At home: 33

Slide 8 - Slide

Learning goals
  • opinion
  • simple suggestions
  • travel information
  • make appointments
  • Future with to be going to
  • Question tags

Slide 9 - Slide

Today 
  • Listen to conversation (29)
  • Pronunciation (31)
  • Grammar: to be going to
  • Speaking in pairs: 32, 35, 36, 37
  • At home: 33

Slide 10 - Slide

Future with 'to be going to'
Wat is het?
De toekomende tijd met 'gaan'.
Ik ga hem morgen opzoeken.
Hoe maakt je het?
am/are/is + going to + hele werkwoord
I am going to see a film tomorrow.
That glass is going to fall!
Wanneer gebruik je het?
Als je iets van plan bent of als je zeker weet dat iets gaat gebeuren (je ziet het aankomen, je hebt bewijs)
Look at those clouds! It's going to rain soon.

Slide 11 - Slide

Question tags
Wat zijn het?
Aangeplakte vragen. 'toch?' 'hè?' 'nietwaar?'
Hoe maak je ze?
1 Kijk of de zin positief + (geen 'not' in de zin) of negatief - is. Als de zin + is, dan is de aangeplakte vraag -. Als de zin - is, dan is de aangeplakte vraag +.
They don't (-) like school, do (+) they?
They like (+) school, don't (-) they?
2 Herhaal het hulpwerkwoord in je aangeplakte vraag ('Magic 7' - to be, to do, to have, can, may must, will). Als er geen hulpwerkwoord in de zin staat gebruik je 'do/don't'.
Ariana can sing well, can't she?
Ariana sings well, doesn't she?

Slide 12 - Slide

Question tags
3 Herhaal het onderwerp in je aangeplakte vraag. Vervang namen en zelfstandig naamwoorden door persoonlijke voornaamwoorden 
Chris and Anna are good friends, aren't they?

Wanneer gebruik je ze?
Als je om bevestiging wil vragen, vragen of iets klopt.

Slide 13 - Slide

Today 

  • Speaking in pairs: 32, 35, 36, 37
  • At home: 33

Slide 14 - Slide

Playposit
Go to playposit.com
Make an account
Search for class (same as Quizlet) or this code f32651.
You should see one "bulb" (video).

Slide 15 - Slide

Wat ging makkelijk vandaag?

Slide 16 - Open question

Wat vond je lastig vandaag?

Slide 17 - Open question

Wat heb je geleerd/geoefend vandaag?

Slide 18 - Open question