D-toets Hfst. 1 Voedingsmiddelen bereiden en bewaren

D-toets hfst. 3 Voedingsmiddelen bereiden en bewaren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
profiel groenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

D-toets hfst. 3 Voedingsmiddelen bereiden en bewaren

Slide 1 - Slide

Je koopt een zak appels. De helft eet je op. Van de andere helft maak je appelmoes. Wat zijn de appels in dit geval?
A
Alleen een product
B
Alleen een grondstof
C
Een halffabrikaat
D
Een grondstof en een product

Slide 2 - Quiz

Een grondstof kun je bewerken. Wat doe je als je een grondstof blancheert?
A
Verhitten met stoom, structuur wordt zachter
B
Korte tijd koken in water van 100 graden, daarna in ijswater onder dompelen
C
Verhitten in water van 100 graden tot het zachter van structuur wordt
D
Langere tijd garen bij 150-250 graden

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen bakken en braden van vlees?
A
Bakken is langere tijd garen bij 150- 250 graden, braden in korte tijd verhitten in weinig vet.
B
Braden is langere tijd garen bij 150- 250 graden, bakken in korte tijd verhitten in weinig vet

Slide 4 - Quiz

Hoe vermeerderen bacteriën zich?
A
Door uitzaaiing
B
Door knopvorming
C
Door spoorvorming
D
Door te delen

Slide 5 - Quiz

Tekst
Welke producten zijn gemaakt met behulp van micro-organismen?
appel

Wel

Slide 6 - Drag question

Micro-organismen zorgen voor bederf van voedsel. Hoe kun je dit voorkomen?
A
Hygiënisch werken, en product goed afdekken
B
Product verhitten, doden van micro-organismen
C
Op de juiste manier conserveren, niet te lang bewaren
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quiz

Wat is het doel van verhitten als je het hebt over schadelijke micro-organismen?
A
Voorkomen van besmetting door micro-organismen
B
Doden van micro-organismen
C
Voorkomen van snelle groei van micro-organismen

Slide 8 - Quiz



Wat is fermentatie?
A
Het tegengaan van de groei van micro-organismen
B
Het verwijderen van micro-organismen uit een product
C
Het omzetten van stoffen door micro-organismen

Slide 9 - Quiz

Zuurkool is gefermenteerde witte kool. Wat voeg je toe aan witte kool om er zuurkool van te maken?
A
azijn
B
melk
C
zout

Slide 10 - Quiz

De NVWA controleert of bedrijven die zich met voedsel bezig houden zich aan regels en wetten houden. Wat betekent de afkorting NVWA?

Slide 11 - Open question

Wat is kruisbesmetting?
A
Besmetting van het ene product op het andere
B
Een vieze snijplank
C
Een vies mes
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 12 - Quiz

Noem 4 hygiëne regels als je gaat werken in de keuken.

Slide 13 - Open question

Een bedrijf dat met voedsel werkt moet een HACCP-systeem hebben. Welke problemen pakt HACCP aan?
A
Alleen problemen van nu
B
Alleen problemen die in de toekomst kunnen ontstaan
C
Problemen van nu en in de toekomst

Slide 14 - Quiz


Wat is desinfecteren?
A
Met water afspoelen van je werkoppervlak
B
Weghalen van zichtbaar vuil
C
Doden van schadelijke micro-organismen

Slide 15 - Quiz


Welke twee middelen zijn geen desinfectiemiddel?
A
groene zeep
B
chloor
C
alcohol
D
ontkalker

Slide 16 - Quiz

Wat is conserveren?
A
Gunstige levensvoorwaarden voor micro-organismen maken
B
Langer houdbaar maken
C
Hygiënisch werken

Slide 17 - Quiz

Bij welk suikergehalte kunnen micro-organismen zich niet meer vermenigvuldigen?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 18 - Quiz

Bacteriën kunnen groeien bij een laag vochtgehalte
Schimmels kunnen groeien bij een laag vochtgehalte
Melklpoeder is een voorbeeld van een gedroogd product
Koffiemelk is een voorbeeld van een gedroogd product
juist
juist
juist
onjuist
onjuist
onjuist

Slide 19 - Drag question

Een product heeft een pH-waarde van 4,8. Wat kun je over dit product zeggen?
A
Het product is zuur
B
Het product is neutraal
C
Het product is basisch

Slide 20 - Quiz

Je koop een pot jam van 200 gram. Je meet het suikergehalte. De refractometer geeft 61° Brix aan. Hoeveel suiker zit er in de pot?
A
61 gram
B
122 gram
C
Dat kun je niet weten

Slide 21 - Quiz

De schijf van vijf heeft vijf vakken. Noem ze alle vijf.

Slide 22 - Open question

Verzadigde vetten zijn slechter dan overzadigde vetten
Verzadigd vet zit vooral in plantaardige producten
Olie bevat veel onverzadigd vet
juist
juist
onjuist
onjuist

Slide 23 - Drag question

Dierlijk
Plantaardig
ei
granen
noten
vis
peulvruchten
zuivel

Slide 24 - Drag question

Nog even goed leren en dan morgen de toets!

Slide 25 - Slide