11. Stunde: KEUZEVOORZETSEL ERKLÄRUNG

1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What to learn
  • Reading (Kapitel 2)
  • Wörterlisten, S. 82-83
  • Plauderecke H, S. 85
  • Grammar
    Modalverben verleden tijd, S. 87
    Ontleden/keuzevoorzetsels, S. 86
  • Schreibecke, S.87: Write an excuse

Slide 2 - Slide

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 3 - Slide


Wiederholung: VOORZETSELS

Weet je nog?
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen
(hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
(hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Buch Seite 167 und 168! 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

timer
3:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kleiner Test :)

Slide 8 - Slide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 9 - Quiz

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 10 - Quiz

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 11 - Quiz

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 12 - Quiz

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
 
Kijk eerst het instructiefilmpje op de volgende slide

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video


Slide 15 - Slide

Voor
naast
aan
achter
in
onder
op
boven, over
tussen

Slide 16 - Drag question

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN (Als je op één plek blijft wordt het 3e naamval.)


Slide 17 - Slide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 18 - Slide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN (Bij een verplaatsing wordt het 4e naamval.)

Slide 19 - Slide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 20 - Slide

Seite 57

Slide 21 - Slide

Übung
Grammatik:
Seite 150 Nummer 1 und 2

Seite 151 Nummer 1 und 2

Schreiben: 
Seite 76 Nummer 35
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

NEU NEU NEU
Die 7/2 Regel!!

Als je op één plek blijkft wordt het 3e naamval.
Bij een verplaatsing wordt het 4e naamval.
Als dit beide niet van toepassing is heb je de '7/2 regel'.

Slide 24 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 
timer
2:00

Slide 25 - Slide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 26 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 27 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 28 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 29 - Quiz

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 30 - Open question

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 31 - Open question

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 32 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 33 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 34 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 35 - Quiz

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 36 - Quiz

Hausaufgabe:
- Keuzevoorzetsels lernen

Slide 37 - Slide