3.1 Sociale ongelijkheid

Maatschappijwetenschappen
3.1 sociale ongelijkheid
1 / 39
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Maatschappijwetenschappen
3.1 sociale ongelijkheid

Slide 1 - Slide

3.1 sociale ongelijkheid
De komende lessen
  • Kernconcept sociale ongelijkheid
  • Vier soorten sociale ongelijkheid
  • Maatschappelijke ladder
  • Sociale stratificatie en sociale lagen
  • Drie soorten kapitaal
  • Collectieve en private goederen


Slide 2 - Slide

wat is gini-coëfficiënt?
De gini-coëfficiënt wordt met name gebruikt in de economie om de ongelijkheid in inkomen of vermogen aan te geven, maar is geschikt om elke vorm van ongelijkmatige verspreiding te meten

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Pak je oefenboek
Maak op blz 52: opdracht 1

Slide 14 - Slide

Antwoord opdracht 1: Welke soort hulpbronnen?
1. Economische hulpbron
2. Symbolische hulpbron
3. Sociale hulpbron
4. Politieke hulpbron
5. Sociale hulpbron
6. Economische hulpbron
7. Politieke hulpbron
8. Politieke hulpbron
9. Sociale hulpbron
10. Economische hulpbron

Slide 15 - Slide

Les 2

Slide 16 - Slide

Sociale stratificatie en de maatschappelijke ladder

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Maatschappelijke positie
De plaats die iemand inneemt ten opzichte van anderen in de samenleving

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Positietoewijzing
Maatschappelijke oorzaken die van
BUITENAF
op een persoon of groep inwerken, waardoor een persoon of groep op een bepaalde maatschappelijke positie terechtkomt

Slide 23 - Slide

Positieverwerving
Hier is sprake van het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de 
EIGEN BIJDRAGE
van een persoon of groep waar iemand toe behoort

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Wie krijgt meer kansen in het onderwijs? Waardoor komt dat?
A
Roderick
B
Jan

Slide 26 - Quiz

Sociale stratificatie is
A
Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder
B
Het ervaren van oorzaken buiten jou om
C
Zelf je best doen om hogerop te komen
D
De verdeling van de groepen op basis van ongelijkheid

Slide 27 - Quiz

Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit
B
Ja, via het proces van positietoewijzing
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, zowel via het proces van positietoewijzing als van positieverwerving

Slide 28 - Quiz

Hoog
Midden
Laagste
Laag

Slide 29 - Drag question

Maak
Maak blz 53 opdracht 2
en
blz 54 opdracht 4

Slide 30 - Slide

Antwoorden 2
Opdr 2
1. Stijging door positieverwerving
2. Daling door positietoewijzing
3. Stijging door positietoewijzing
4. Daling door positieverwerving
5. Stijging door positieverwerving
6. Daling door positietoewijzing




Slide 31 - Slide

Antwoorden opdracht 4: VN-verdrag Handicap
Het doel van het verdrag is het verminderen van sociale ongelijkheid tussen mensen met en mensen zonder een handicap. Dus dat verschillen tussen mensen met en zonder een handicap minder consequenties hebben, vooral op economisch gebied. 
De vier soorten van sociale ongelijkheid zijn als volgt te herkennen:
Economisch: werk, onderwijs, openbaar vervoer en wonen worden genoemd;
Sociaal: websites worden genoemd;
Symbolisch: staat er niet echt in;
Politiek: er staat ‘betrokken bij het maken van beleid’.

Er is sprake van positietoewijzing omdat de overheid mensen met een handicap moet helpen voor meer waardering en meer kansen op een maatschappelijke positie. Maar de overheid schept alleen kansen, het is positieverwerving als mensen met een handicap de nieuwe kansen grijpen of laten liggen.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Les 3

Slide 34 - Slide

Drie soorten kapitaal
Kansen worden groter wanneer iemand meer kapitaal heeft
1. Economisch kapitaal: bezit, inkomen, geld etc
2. Sociaal kapitaal: netwerk en respect
3. Cultureel kapitaal: kennis, opvattingen, houdingen en smaak

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Huiswerk
Maak een samenvatting van 3.1




Slide 39 - Slide