This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Grammatica zinsdelen herhaling
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
10 minuten stil lezen
Leg je huiswerk (opdr 3, 4, 5 en 7 blz 115) op de hoek van je tafel
Slide 3 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken
- Herhaling theorie
- Werken aan de opdracht
Slide 4 - Slide
Huiswerk: opdrachten 3, 4, 5 en 7 blz 115-116
Slide 5 - Slide
Herhaling onderwerp
Twee manieren om het onderwerp te vinden:
Wie/Wat + persoonsvorm? Morgen ga ik op vakantie naar Spanje. -> Wie gaat? OW = ik
Verandering van getal. De klas heeft morgen een toets. -> De klassenhebben morgen een toets. OW = de klas
Slide 6 - Slide
Herhaling werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm + de andere werkwoorden.
Als de woordjes te of aanhet vóór het werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde.
Slide 7 - Slide
Herhaling werkwoordelijk gezegde
1. Aan de kassa rekende ik de producten af.
WG: rekende af
2. We hadden de televisie uit moeten zetten.
WG: hadden uit moeten zetten
3. Durf jij daar te blijven staan?
WG: durf te blijven staan
Slide 8 - Slide
Werkwoordelijke uitdrukking
Soms is het werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking
Hij stelde haar van het nieuws op de hoogte.
WG: stelde op de hoogte
Slide 9 - Slide
Werkwoordelijke uitdrukking
1. De leerlingen hebben de docent Frans geregeld op de kast gejaagd.
WG: hebben op de kast gejaagd
2. Op de toets werden de brugklassers stevig aan de tand gevoeld.
WG: werden stevig aan de tand gevoeld
3. Na de fraude bleek de directeur met de noorderzon vertrokken te zijn.
WG: bleek met de noorderzon vetrokken te zijn
Slide 10 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Maak het werkblad (deel ik uit)
Hoe? Zelfstandig en stil
Wanneer? Het is huiswerk voor 30 maart.
Vragen? Wacht met stellen totdat ik langs loop
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek
Slide 11 - Slide
Huiswerk
Voor volgende week woensdag 30 maart moet je het werkblad af hebben.
Schrijf dit op in je plenda.
Slide 12 - Slide
Werkwoordspelling les 1
Slide 13 - Slide
10 minuten stil lezen
Ga rustig op je plek zitten.
Zorg ervoor dat je telefoon in de telefoontas zit.
Slide 14 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Wat weet je al?
- Uitleg theorie
- Werken aan de opdracht
Slide 15 - Slide
Het voltooid deelwoord van: slapen
Slide 16 - Open question
Het voltooid deelwoord van: vallen
Slide 17 - Open question
Het voltooid deelwoord van: fietsen
Slide 18 - Open question
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond. Het maakt meestal deel uit van het gezegde.
Er staat dan altijd een vorm van hebben, zijnof worden bij.
Tijdens de vakantie heeft Julia bij een boerderij gekampeerd.
Vorige jaar is Farid naar Marokko gevlogen.
Op het scoutingkamp worden veel activiteiten georganiseerd.
Slide 19 - Slide
Zo schrijf je het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en
Wij hebben heerlijk couscous gegeten
De intercity is om 15.05 uur op station Amersfoort aangekomen
Slide 20 - Slide
Zo schrijf je het voltooid deelwoord
Het voltooit deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t. De juiste letter bepaald je met het 't (e)x-foksch(aa)p. Kijk naar de letter die in infinitief voor de uitgang -en staat:
Verwaarlozen -> pvvt: verwaarloosde -> Marijke heeft haar konijn verwaarloosd.
Klaverjassen -> klaverjaste -> Guido heeft zaterdagavond geklaverjast.
Slide 21 - Slide
Het onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is.
Boas reist zeilend de wereld over.
Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.
Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d
Lopen + d = lopend
Juichen + d = juichend
Slide 22 - Slide
Oefenen
1. Werken
2. Uitleggen
3. Terugbrengen
4. Kopen
5. Zingen
6. Lezen
7. Rijden
Slide 23 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 1 en 2 (bladzijde 126-127)
Hoe? Zelfstandig en stil
Wanneer? Het is huiswerk voor 30 maart.
Vragen? Wacht met stellen totdat ik langs loop
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek
Slide 24 - Slide
Huiswerk
Voor volgende week woensdag 30 maart moet je opdracht 1 en 2 blz 126 -127 af hebben.