thema 'De familie' les 2

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de familie'

les 2

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

het kinderdagverblijf

Ouders die werken, brengen hun kind naar een kinderdagverblijf.

de crèche

Ouders die werken, brengen hun kind naar een crèche.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

de peuter

De peuter gaat naar de crèche.

de kleuter

De kleuter mag naar de basisschool.

de kinderopvang

Ouders die werken, brengen hun kind naar de kinderopvang.

de kinderwagen

De baby slaapt in de kinderwagen.

de leeftijd

Mijn leeftijd van mijn moeder is 85.

het huwelijk

Na 7 jaar huwelijk gingen ze scheiden.

het stel

Sinds twee jaar zijn zij een stel.

het echtpaar

Het echtpaar was 50 jaar getrouwd.

de partner

Ik hou van lezen, maar mijn partner niet.

de puber

Toen ik 15 was, was ik een lastige puber.

de relatie

Zij hebben al twee jaar een relatie.

de liefde

Hij voelde veel liefde voor zijn partner

de roepnaam

In mijn paspoort staat Johannes, maar mijn roepnaam is Johan.

de verjaardag

De peuter vierde zijn derde verjaardag.

de Moederdag

Op Moederdag zijn we extra lief voor onze moeder.

de Vaderdag

De derde zondag van juni is het Vaderdag.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. het kinderdagverblijf
2. de crèche
3. de basisschool
4. de kinderopvang

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. het stel
2. de puber
3. het echtpaar
4. de relatie

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de verjaardag
2. de Moederdag
3. de Vaderdag
4. de roepnaam

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de lift - de ingang- de trap

1. de lift
2. het ingang
3. de trap

Maak een zin met "de liefde".

Maak een woord met "de leeftijd".

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'