Lijdend voorwerp = Hetgeen wat nodig is om de handeling uit te voeren.
Wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Mijn ouders hebben mij een cadeau gegeven.
Meewerkend voorwerp = Degene die wat ontvangt door de handeling.
Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
Mijn ouders hebben mij een cadeau gegeven.