Bijv nmw + verbe aller

CH 5 
la grammaire 
- bijvoeglijk naamwoord
- getallen
- le verbe ''aller''
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

CH 5 
la grammaire 
- bijvoeglijk naamwoord
- getallen
- le verbe ''aller''

Slide 1 - Slide

Wat betekent ''aller''?

Slide 2 - Open question

Vul het rijtje van aller in + vertaling

Slide 3 - Open question

Le futur proche
  • Maak je door: aller (gaan) + heel werkwoord
  • ik ga lopen --> je vais marcher
  • jij gaat wonen --> tu vas habiter
  • wij gaan eten --> nous allons manger
  • u gaat hebben --> vous allez avoir
  • zij gaan beginnen --> ils vont commencer

Slide 4 - Slide

Vul de juiste vorm in van de futur proche:
TU - regarder
A
tu vas regarder
B
tu vais regarder
C
tu va regarder
D
tu vas regarde

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de futur proche:
ils - ecouter
A
ils ecoutent
B
ils vont ecouter
C
ils va ecouter
D
ils ont ecouter

Slide 6 - Quiz

het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de hoofdregel?
Welke uitzonderingen zijn er
Welke (vrouwelijke) bijvoeglijknaamwoorden zijn totaal anders?

Slide 7 - Slide

Wat betekent:
beau
A
knap
B
lelijk
C
mooi
D
raar

Slide 8 - Quiz

Vrouwelijke vorm van:
beau

Slide 9 - Open question

Wat betekent:
vieille
A
nieuw
B
oud
C
niks
D
lelijk

Slide 10 - Quiz

Mannelijke vorm van:
vieille

Slide 11 - Open question

Wat betekent:
nouveau
A
nieuw
B
lelijk
C
niks
D
oud

Slide 12 - Quiz

Vrouwelijke vorm van:
nouveau

Slide 13 - Open question

les nombres

Slide 14 - Slide

quatre-vingt

Slide 15 - Open question