Woordsoorten -vragend -aanwijzend voornaamwoord.

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Grammatica woordsoorten
Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Wat weet je nog?

Uitleg aanwijzend en vragend voornaamwoord
Snap je het?
Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

welke zijn de lidwoorden?
A
die, dat, deze
B
een de
C
de het
D
de het een

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel werkwoorden staan er in onderstaande zin?
'Ik heb gisteren de hele dag kunnen oefenen met voetballen.'
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Wie veel verdriet heeft, mag best een keer huilen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Het boek ligt in de boekenkast op de eerste verdieping.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Ik HEB gisteren heerlijk geslapen!
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

De pen zit IN de tas.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
werkwoord
C
voorzetsel
D
lidwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Mijn schilderij is erg mooi GEWORDEN.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet jij al van het vragend voornaamwoord?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Snap je het?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 23 - Quiz

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

DIE - DIT - DAAR - DEZE
A
die
B
dit
C
daar
D
deze

Slide 24 - Quiz

DAAR is geen aanwijzend voornaamwoord, de rest wel.
Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In welk rijtje staan alléén aanwijzend voornaamwoorden?
A
die, daar, zulke, onze
B
mijn, hij, jullie, mooie
C
die, dat, deze, zulke, zo'n

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Donderdag 1 juni
Opdrachten 1, 4, en 7
Vanaf blz. 128
Alleen en in stilte
Vragen? Lees de theorie op blz. 129 + 130

Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan een ander vak.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Grammatica woordsoorten
Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Huiswerk nakijken: 1, 4 en 7

Weet je het nog?

Opdrachten maken

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken
Opdrachten 1, 4 en 7
Vanaf blz. 128

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Weet je het nog?
Alle woordsoorten

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Welk woordsoort?
Kies uit: lw - bn - zn - vz - vw - kww - hww - zww - psv - bzs - av - vrv


Bij welke types op de middelbare school hoor jij qua leerstijl?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Donderdag 15 juni
Opdrachten 9 + 11 + 14
Vanaf blz. 132
Alleen en in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan een ander vak.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Grammatica woordsoorten
Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Huiswerk nakijken: 9, 11, 14

Fictieopdracht/extra uitleg/leren voor de toetsweek

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken
Opdrachten 9, 11 en 14
Vanaf blz. 132

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

De rest van de les..
1. Werk aan je fictieopdracht
2. Oefen met de oefentoets (online)
3. Leer voor een ander vak
4. Heb je nog extra uitleg nodig over iets?

Let op!! Leer 'Spreekwoorden en uitdrukkingen' op blz. 112 ook voor je toets.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Aanwijzend voornaamwoord (a vnw)













Er zijn vier aanwijzende voornaamwoorden. 
Die’ en ‘deze’ gebruik je bij de-woorden, ‘dit’ en ‘dat’ gebruik je bij het-woorden: 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Vragend voornaamwoord







Vragend voornaamwoord (v vnw) De vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welke, wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin: 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vragend voornaamwoord
Let op!

Woorden als waar, waarheen, wanneer en hoe zijn géén vragende voornaamwoorden

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Noem de voer vragende voornaamwoorden.

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Noem 5 aanwijzende voornaamwoorden

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Noem de voer vragende voornaamwoorden.

Slide 46 - Open question

This item has no instructions