H3 taalverzorging: wg en lijdend voorwerp

2mh1 - maandag 23 nov
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2mh1 - maandag 23 nov

Slide 1 - Slide

Planning
1. 10 minuten in stilte lezen
2. Uitleg + klassikale opdracht
3. Verlengde instructie / zelfstandig werken
4. Afsluiting

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je het werkwoordelijk gezegde + lijdend voorwerp in een zin vinden. 

Slide 2 - Slide

10 min in stilte lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Werkwoorden?
Zullen we morgen een cadeautje gaan kopen?

Slide 4 - Open question

Wat is een werkwoord?

Slide 5 - Open question

Theorie

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- alle werkwoorden uit de zin

- de persoonsvorm hoort daar automatisch bij



Slide 7 - Slide

Voorbeeld

Zonder twijfel heeft Bas de meeste records verbroken op de sportdag.


Pv?

Ow?

Andere werkwoorden?

Slide 8 - Slide

Voorbeeld

Zonder twijfel heeft Bas de meeste records verbroken op de sportdag.


pv = heeft

ow = Bas

wg = heeft verbroken

Slide 9 - Slide

Even oefenen

Slide 10 - Slide

pv?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 11 - Quiz

ow?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 12 - Quiz

wg?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 13 - Quiz

wg?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit

Slide 14 - Quiz

Theorie vervolg

Slide 15 - Slide

wg vervolg

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar

Vb: uitnodigen


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft

Vb: aan de tand voelen

Slide 16 - Slide

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 17 - Quiz

Theorie

Slide 18 - Slide

Lijdend voorwerp
Komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat 'overkomt' of waarin iets/iemand wat 'meemaakt'

Ook wel 'het slachtoffer' van de zin. 

Let op!! Begint nooit met een voorzetsel!! 

Slide 19 - Slide

Voorbeeld

Deze maand heeft Daniël zakgeldverhoging gekregen. 


Pv?

Ow?

Wg? 
Lv? 

Slide 20 - Slide

Voorbeeld

Deze maand heeft Daniël zakgeldverhoging gekregen. 


Pv = heeft

Ow = Daniël 

Wg = heeft gekregen 
Lv = zakgeldverhoging --> Wat heeft Daniël gekregen? 

Slide 21 - Slide

Aan de slag! 
1. Van opdracht 1 + 2 doen we de eerste twee zinnen samen. 

2. Je gaat zelfstandig verder met opdracht 1  t/m 3 OF verlengde instructie: opdracht 1 + 2 samen doen met mij. 



Slide 22 - Slide

Afsluiting
Huiswerk voor woensdag = H3 taalverzorging (wg en lv) opdracht 1 t/m 3 af. 

Let op! Zorg dat je een leesboek bij je hebt. 
3 keer niet bij je = nakomen

Slide 23 - Slide

2mh1 - woensdag 25 nov

Slide 24 - Slide

Planning
1. 10 minuten in stilte lezen
2. Huiswerk kort bespreken
3. Opdracht 4 klassikaal 
4. Aan de slag
pauze
5. Kraak de kluis: begrijpend lezen

Slide 25 - Slide

10 min in stilte lezen
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Pak je huiswerk erbij! 
Opdracht 1 t/m 3 





Slide 27 - Slide

Aan de slag! 
Ga naar Studiewijzerplus 
Klik op H3
Klik helemaal rechts op 'trainen'
Ga aan de slag met het lijdend voorwerp 

KLAAR: lezen // op zoek naar een leesboek --> lezenvoordelijst.nl

Slide 28 - Slide

Kraak de kluis
- Groepjes van 3! 
- Lees de vragen + de tekst goed door! Anders kan je de code niet kraken! 

- Werk goed samen. Niet schreeuwen!
- 1 iemand per keer bij het slotje voor een poging. 

Slide 29 - Slide