4 HAVO Präsens schwache Verben

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Themen der Stunde

• Grammatik E: Präsens schwache Verben mit Wortstamm auf - t, -d oder Zischlaut und Verben wie regnen
• Übungen zu schwachen Verben im Präsens

Präsens schwache Verben

Noch mehr Übungen zu den schwachen Verben im Präsens...

Ergänze das Wort mit der richtigen Endung.

Draußen (regnen) es.

1. regnt
2. regent
3. regnet
4. regnest

Da (befassen) man sich mit Hausaufgaben...

1. befasst
2. befasset
3. befasse
4. befassen

..., während man schon alles (beherrschen).

1. beherrschst
2. beherrscht
3. beherrschen
4. beherrsche

Aus Langeweile (zeichnen) man ein Bild.

1. zeichnt
2. zeichnen
3. zeichent
4. zeichnet

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.

1. übersetzt
2. übersetzst
3. übersetzet
4. übersetzest

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.

1. warte
2. wartt
3. wartet
4. wart

Oh, nein. Der Fisch (atmen) nicht mehr!

1. atment
2. atemt
3. atmt
4. atmet

Übung zu schwachen Verben im Präteritum (VERLEDEN TIJD)

Kapitel 1, C Grammatik, Aufg. 10 S. 71

Lies die Grammatik und beantworte die Fragen.

1 Wat is het bijzondere aan het werkwoord öffnen?

2 Welke twee uitgangen zijn in de verleden tijd anders dan in de tegenwoordige tijd?

3 Wat is er anders bij de voltooide tijd van fotografieren?

1 Wat is het bijzondere aan het werkwoord öffnen?

2 Welke twee uitgangen zijn in de verleden tijd anders dan in de tegenwoordige tijd?

3 Wat is er anders bij de voltooide tijd van fotografieren?

Ergänze die Verben im Präteritum (ik maakte) wie im Beispiel:
Was (kosten) dieses Souvenir?

Ergänze die Verben im Präteritum (ik maakte) wie im Beispiel:
(zeichnen) du gern Landschaften?

Ergänze die Verben im Präteritum (ik maakte) wie im Beispiel:
In welcher Kleinstadt (wohnen) ihr?

Neue Stoff: Reflexivpronomen

1 Noem drie voorbeelden van Nederlandse wederkerende werkwoorden.

2 Noteer drie Duitse wederkerende werkwoorden. Gebruik de Lernliste.

3 Vergelijk de vormen van het Reflexivpronomen met die van het Personalpronomen in de Akkusativ. Welke vormen verschillen van elkaar?

 

1 sich wohl fühlen:
Mira (...) immer sehr (...) im Urlaub.

1. füle sich wohl
2. fühlt sich wohl
3. fühlst dich wohl
4. fühlen uns wohl

2 sich übergeben: Hast du (...) während der Busfahrt übergeben?

1. dich
2. sich
3. mich
4. dir

sich schützen:
Ihr müsst (...) in Griechenland gut vor der Sonne schützen.

1. sich
2. ihr
3. euer
4. euch

Weiter! Online arbeiten

Macht jetzt die Aufgaben 9-16 online.
Der Computer bestimmt deine Lernroute. 

Fertig? Slim Stampen Lernliste A, B oder Grammatik C

Laatste evaluatie.
De werkwoorden in de verleden tijd:

1. Snap ik en kan ik correct toepassen.
2. Snap ik en kan ik soms correct toepassen.
3. Snap ik, maar kan ik nog niet correct toepassen.
4. Snap ik nog niet.

Laatste evaluatie.
De wederkerende werkwoorden (reflexive Verben).

1. Snap ik en kan ik correct toepassen.
2. Snap ik en kan ik soms correct toepassen.
3. Snap ik, maar kan ik nog niet correct toepassen.
4. Snap ik nog niet.