De Tangens leerjaar 3

• Wiskunde
• Middelbare school

getal en ruimte 3 kgt hst 5

Tangens en hoeken

C

A

B

vanuit LC : 

AB is de overstaande zijde, 

AC is de aanliggende zijde

vanuit LB : 

AC is de overstaande zijde, 

AB is de aanliggende zijde

BC is altijd de schuine zijde 

(tegenover de rechte hoek)

Wat is de schuine zijde?

1. PQ
2. QR
3. PR

Vanuit ∠ P, wat is de 

aanliggende zijde?

1. PQ
2. QR
3. PR

Vanuit ∠ P, wat is de 

overstaande zijde?

1. PQ
2. QR
3. PR

Vanuit ∠ Q, wat is de 

aanliggende zijde?

1. PQ
2. QR
3. PR

Vanuit ∠ Q, wat is de 

overstaande zijde?

1. PQ
2. QR
3. PR

Wat is de tangens van ∠ Q?

1. 3:4 (0,750)
2. 4:3 (1,333)

Wat is de tangens van ∠ P?

1. 3:4 (0,750)
2. 4:3 (1,333)

Welke hoek hoort bij de tangens van 1,279

1. 52 º
2. 0,022º

Drieletternotatie van een hoek

De middelste letter geeft de hoek aan, de andere letters de driehoek. 

 ∠ADC betekent 

∠ D in driehoek ADC

∠ ADB betekent

∠D in driehoek ADB

Hoe zit het ook alweer: de stelling van Pythagoras

kz

kz

lz

_________________+

5

12

?

25

144

169

PR=√​169​​​=13

Wat heb je dit hoofdstuk geleerd?

Noem twee dingen die je nog lastig vindt aan berekeningen met tangens