What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Ontkennend maken
Ontkennend maken.
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Ontkennend maken.
Slide 1 - Slide
Making negatives with
to be
,
can
or
to do
Slide 2 - Slide
We are in the garden.
A
het werkwoord is: we
B
het werkwoord is: are
C
het werkwoord is: in
D
het werkwoord is: garden
Slide 3 - Quiz
Peter is always in a hurry.
A
het werkwoord is: in
B
het werkwoord is: always
C
het werkwoord is: is
D
het werkwoord is: hurry
Slide 4 - Quiz
Het werkwoord
is hier
are
is
Dit is het werkwoord :
to be
Slide 5 - Slide
Als we een
ontkenning
maken komt er
not
achter
am
/
are
/
is
(dus
to be
)
te staan
They
are
late. They
are
not
late.
He
is
12 years old. He
is
not
12 years old.
I
am
at home. I
am
not
at home.
Slide 6 - Slide
Als er
can
in de zin staat, dan zet je
not
achter
can
.
Dit
moet
altijd aan elkaar geschreven--> dus:
cannot
Je mag ook afkorten en
can't
gebruiken
You
can
do it. You
cannot / can't
do it.
He
can
see you. He
cannot / can't
see you.
They
can
fix it. They
cannot / can't
fix it.
Slide 7 - Slide
Soms heb je zinnen
zonder
am / are / is
of
can
Kijk weer goed wat het werkwoord is
Slide 8 - Slide
Peter really likes pizza and fries.
A
het werkwoord is: really
B
het werkwoord is: pizza
C
het werkwoord is: likes
D
het werkwoord is: fries
Slide 9 - Quiz
My parents fly back home this morning.
A
het werkwoord is: my parents
B
het werkwoord is: back
C
het werkwoord is: home
D
het werkwoord is: fly
Slide 10 - Quiz
I go home after my classes.
A
het werkwoord is: go
B
het werkwoord is: home
C
het werkwoord is: after
D
het werkwoord is: classes
Slide 11 - Quiz
de werkwoorden zijn hier :
watch
eat
go
fly
like
het werkwoord is dus
niet
am/ are/ is.
Je kunt nu de ontkenning
niet
maken door not achter het werkwoord te zetten
Slide 12 - Slide
Om de ontkenning te maken zet je
d
on't
of
doesn't (does not)
voor
het
werkwoord
Hoe kies je tussen
don't
of
doesn't
?
Slide 13 - Slide
I
don't
you
don't
he
doesn't
she
doesn't
it
doesn't
we
don't
you
don't
they
don't
Don't
* I
* you
* we
* they
* het onderwerp is
niet
he/she/it
Doesn't
*
he / she / it
* woorden i.p.v. he : teacher
* she: my sister
* it: the dog/ the cat/the car
Slide 14 - Slide
Mary never eats fruit for lunch.
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 15 - Quiz
I go home after my classes.
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 16 - Quiz
Do you find this super easy? Start working
quietly
on the assignments from chapter 21
Slide 17 - Slide
My parents fly back home this morning.
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 18 - Quiz
Dus als je een
ontkenning
maakt van zinnen waar
geen
am
/
are
/
i
s
of
can
in staat,
zet
don't
of
doesn't
voor
het werkwoord
They eat an apple. They
don't
eat an apple.
I sleep a lot. I
don't
sleep a lot.
We go to Spain. We
don't
go to Spain.
Slide 19 - Slide
Zijn we nu klaar?
Nee
als je een ontkenning maakt van zinnen waarin het werkwoord niet
am ,
is,
are
of
can
is, moet je altijd
2
dingen doen:
Slide 20 - Slide
1
zet
don't
of
doesn't
voor
het
werkwoord
om de
ontkenning
te maken
2
zet het
werkwoord
in de zin
terug in de vorm van het hele werkwoord
Slide 21 - Slide
2
Mary
eats
an apple.
Het werkwoord :
eats
moet terug naar de vorm van het hele werkwoord:
en wordt weer:
eat
( de
-s
verdwijnt dus)
Slide 22 - Slide
They watch a lot of films on Netflix.
A
They don't watch
B
They doesn't watch
C
They don't watches
D
They doesn't watches
Slide 23 - Quiz
They walk to school.
(maak de ontkenning)
Slide 24 - Open question
Mary often eats pizza.
A
Mary don't often eat pizza.
B
Mary doesn't often eat pizza.
C
Mary don't often eats pizza.
D
Mary doesn't often eats pizza.
Slide 25 - Quiz
Lisa sings a song.
Slide 26 - Open question
I go home after my classes
A
I don't go home
B
I don't goes home
C
I doesn't go home
D
I doesn't goes home
Slide 27 - Quiz
Do you get it?
Slide 28 - Slide
The rabbit eats a carrot.
Slide 29 - Open question
My parents fly to Spain.
A
My parents don't flies to Spain.
B
My parents doesn't flies to Spain.
C
My parents doesn't fly to Spain.
D
My parents don't fly to Spain.
Slide 30 - Quiz
The dog plays in the garden.
Slide 31 - Open question
Peter really likes cake and ice cream.
A
Peter doesn't really cake and ice cream.
B
Peter doesn't really like cake and ice cream.
C
Peter don't really cake and ice cream.
D
Peter don't really like cake and ice cream.
Slide 32 - Quiz
He fights with his sister.
Slide 33 - Open question
The policeman stops the car.
Slide 34 - Open question
The teacher talks to the mother.
Slide 35 - Open question
www.engelsgemist.nl
Slide 36 - Link
Maak een goede zin :
He doesn't is late for class.
Slide 37 - Open question
Maak een goede zin :
He hasn't a new car.
Slide 38 - Open question
Maak een goede zin:
He writes not a letter.
Slide 39 - Open question
More lessons like this
Present Simple Q & N
June 2022
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Ontkennend maken
January 2022
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Ontkennend maken
14 days ago
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1A block
January 2021
- Lesson with
28 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
KLV 1F ontkenningen
November 2022
- Lesson with
42 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1
ontkenningen maken in de tegenwoordige tijd
April 2021
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1
ontkenningen maken in de tegenwoordige tijd
October 2022
- Lesson with
29 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1
Would or would like
15 days ago
- Lesson with
37 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1