3.04 betoog schrijven

Schrijfvaardigheid 
5 havo
Aan het einde van de les:
- Weet je hoe de opbouw van een betoog in elkaar zit.
- Weet je welke schrijfopdracht je gaat maken.
- Weet je hoe jij jouw schrijfplan maakt.

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid 
5 havo
Aan het einde van de les:
- Weet je hoe de opbouw van een betoog in elkaar zit.
- Weet je welke schrijfopdracht je gaat maken.
- Weet je hoe jij jouw schrijfplan maakt.

Slide 1 - Slide

Planning deze les
  • Stillezen
  • Korte presentatie
  • Theorie betoog (herhaling/nieuwe theorie)
  • Schrijfplan maken
  • Werken aan schrijfopdracht (meerdere lessen)

Slide 2 - Slide

timer
12:00

Slide 3 - Slide

Korte presentatie
geel: tips

blauw: tops

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat weet je van
studentenverenigingen?

Slide 6 - Mind map

"Vindicat moet verboden worden."
Eens of oneens? Leg uit waarom.

Slide 7 - Open question

De stelling is:
"Studentenverenigingen als Vindicat moeten verboden worden."

Typ eerst "eens" of "oneens"

Geef daarna een reden waarom je dit vindt.

Slide 8 - Mind map

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quiz

Soorten argumenten


Feitelijke argumenten; het is een feit, het is gewoon zo.


Waarderende argumenten; jij vindt dit persoonlijk, een ander kan iets anders vinden.

Slide 10 - Slide

"Ik vind Parijs een mooie stad, want de geschiedenis van de stad is erg interessant."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quiz

"Ik vind Parijs een mooie stad, want er zijn veel oude gebouwen."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 12 - Quiz

Theorie betoog
  • Overtuigen: de lezer overtuigen van jouw standpunt.

Slide 13 - Slide

Theorie betoog
  • Je noemt argumenten die jouw mening verdedigen;

  • Je gebruikt ook tegenargumenten;

  • Je hebt minimaal een weerlegging.

Slide 14 - Slide

Tekststructuur
Bij een betoog gebruik je de volgende tekststructuur:
  • argumentenstructuur

Slide 15 - Slide

Duidelijkheid
  • Licht alles toe met duidelijke voorbeelden

  • Gebruik feiten en cijfers

  • Gebruik bronnen en vermeld die

Slide 16 - Slide

Opbouw van een betoog

Slide 17 - Slide

Inleiding
  • Introduceer je onderwerp
  • Aandachtstrekker
  • Geen argumenten in je inleiding
  • Eindig met een duidelijke stelling (=geen vraag!)

Slide 18 - Slide

Een pakkende inleiding

Slide 19 - Slide

Middenstuk
  • Gebruik goede kernzinnen (argument = kernzin)

  • Gebruik voldoende signaalwoorden


  • Minimaal 2 argumenten vóór
  • Tegenargument + weerlegging

Slide 20 - Slide

Slot
  • Terugkomen op je stelling
  • Conclusie
  • geen nieuwe informatie geven

  • Een goede uitsmijter
    te geven (passend bij aandachtstrekker)

Slide 21 - Slide

To do...
  • Kies een van deze onderwerpen:



  • Jij kiest een opdracht om te maken.
  • Maak je schrijfplan + schrijfopdracht.
  • Jij werkt in je schrijfdossier.naam
  1. Digitalisering van het onderwijs.
  2. Natuur en recreatie.

Slide 22 - Slide

Wat is het verschil tussen een betoog en een beschouwing?

Slide 23 - Open question

3.2 mondelinge taalvaardigheid
1. Nu je een onderwerp hebt bepaald, ga je een lijstje met deelonderwerpen maken (bepaal ook de volgorde). 
2. Licht kort toe wat je per deelonderwerp wil gaan vertellen. 
3. Zoek verschillende (betrouwbare) artikelen bij deze deelonderwerpen.  
Huiswerk

Slide 24 - Slide

3.2 mondelinge taalvaardigheid
Je verzamelt jouw informatie in een apart Word document:

presentatie.naam

Dit sla je op in jouw OneDrive/ map Nederlands
Huiswerk

Slide 25 - Slide