In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.
1. Glucose en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Ontzuren van het bloed
Slide 4 - Slide
BINAS 85C
Slide 5 - Slide
Osmotische waarde in de nier
Laag in de nierschors
(ongeveer gelijk aan
bloedplasma en
weefselvloeistof)
Hoog het het niermerg
Slide 6 - Slide
Tegenstroompricipe
Het bloed rond het nier-
buisje loopt de andere
kant op dan de voorurine.
Dit bevorderd de terug-
resorptie van water.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Leerdoel 15
Je legt de regulatie van de water- en zouthuishouding door hormonen uit.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Actief transport van 2K+ naar binnen (ín de voorurine), 3Na+ naar buiten (naar weefsel/ bloed). Hoe harder de pomp werkt hoe meer zout je weer terug
opneemt in je bloed.
Slide 11 - Slide
Hormonen - Renine/Aldosteron
Lage bloeddruk->
zorgt voor Renine afgifte door nieren ->
vormt Angiotestine I ->
vormt Angiotestine II ->
zorgt voor Aldosteron afgifte door de bijnieren
Zie BINAS 89A en 85D
Slide 12 - Slide
Tweede gekronkelde nierbuisje
Aldosteron bevordert de werking van de Na/K pompen.
Hoe meer Aldosteron hoe meer zout (plus water) er uit de voorurine wordt gehaald.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Hormonen - ADH
Te veel zout in het bloed (hoge osmotische waarde) ->
ADH (anti-diuretisch hormoon) afgifte door de hypofyse
Zie BINAS 89A en 85D
Slide 15 - Slide
Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.
ADH zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Hormonen - Bloeddruk
Renine en ADH zijn ook betrokken bij het regelen van de bloeddruk. Veel water vasthouden betekent een hogere bloeddruk.
Veel water verliezen betekent een lagere bloeddruk -> plaspillen
Bekijk ook BINAS 85D
Slide 19 - Slide
Alcohol en de nieren
Alcohol remt de productie van ADH.
Dit betekent een hogere urineproductie dan nodig dus relatief veel vochtverlies -> hoofdpijn
Slide 20 - Slide
Vraag
Bij een proefpersoon wordt extra water aan het bloed toegevoegd. Welk gevolg zal dit hebben voor de osmotische waarde van de voorurine en die van de urine:
De osmotische waarde van de voorurine .....1.....stijgt/daalt
De osmotische waarde van de urine ......2......stijgt/daalt
Slide 21 - Slide
Lesdoel 12.5
Je legt de regulatie van de water- en zouthuishouding door hormonen uit (leerdoel 15)