Nederlands Werkwoordsvormen

Nederlands Werkwoordsvormen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Nederlands Werkwoordsvormen

Slide 1 - Slide

Hele werkwoord
Voltooid Deelwoord
Wandelen
Fietsen
Zingen
Gesport
Koken
Gewandeld
Sporten
Gestofzuigd
Gefietst
Lopen
Gezongen
Stofzuigen
Gekookt
Gelopen

Slide 2 - Drag question

Persoonsvormen

Slide 3 - Open question

Mijn oma bakt een appeltaart voor haar verjaardag
A
Mijn oma
B
Bakt
C
Een appeltaart
D
Voor haar verjaardag

Slide 4 - Quiz

De juf loopt met haar klas naar de aula
A
Naar de aula
B
De juf
C
Loopt
D
Met haar klas

Slide 5 - Quiz

De wielrenner valt in de laatste kilometer van zijn fiets
A
Zijn
B
Fiets
C
De Wielrenner
D
Valt

Slide 6 - Quiz

Prins Carnaval geeft een rondje weg.
A
Geeft
B
Prins Carnaval
C
Geeft weg
D
Een rondje

Slide 7 - Quiz

De meester kijkt het proefwerk van zijn klas na.
A
De meester
B
Kijkt
C
Het proefwerk
D
Kijkt na

Slide 8 - Quiz

Voltooid Deelwoord

Slide 9 - Slide

De leerling heeft een compliment gekregen
A
Heeft
B
Heeft gekregen
C
Gekregen
D
De leerling

Slide 10 - Quiz

De leerling heeft een oudergesprek gehad.
A
Heeft
B
Gehad
C
De leerling
D
Heeft gehad

Slide 11 - Quiz

De voetballer heeft een geweldig doelpunt gescoord.
A
Gescoord
B
Heeft
C
De voetballer
D
Heeft gescoord

Slide 12 - Quiz

De piloot heeft het vliegtuig naar een warm land gevlogen.
A
Heeft gevlogen
B
De piloot
C
Heeft
D
Gevlogen

Slide 13 - Quiz

De leerling is na zijn laatste les naar huis gefietst.
A
Is
B
Is gefietst
C
Zijn
D
Gefietst

Slide 14 - Quiz