VZV en BWB

H4 grammatica
Voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 grammatica
Voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt het voorzetselvoorwerp in een zin herkennen en benoemen.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepalingen in een zin herkennen en benoemen.

Slide 2 - Slide

zorgen ...
vertrouwen ...
verlangen ...
houden ...
klagen ...
over
naar
van
voor
op

Slide 3 - Drag question

Voorzetselvoorwerp ( ná MV )
1. Begint altijd met een voorzetsel ​
                                   +​ 
2. Is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.​

Slide 4 - Slide

Voorzetselvoorwerp
verlangen naar           Zij verlangt naar een warme zomer.
vertrouwen op           De blinde man vertrouwt op zijn hond.
zorgen voor                 De jongen zorgt voor zijn oma.
klagen over                  De klas heeft over de moeilijke toets    
                                           geklaagd.
Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp.

Slide 5 - Slide

Voorzetselvoorwerp en naamwoordelijk deel
Het komt ook voor dat een voorzetselvoorwerp verbonden is een een koppelwerkwoord en naamwoordelijk deel ( BN ).

dol zijn op      Hij is dol op zijn nichtje.
blij zijn met   Wij waren blij met het cijfer voor natuurkunde.
Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp.

Slide 6 - Slide

Even oefenen
In de volgende zinnen moet je het voorzetselvoorwerp benoemen.

Slide 7 - Slide

De gele bordjes verwijzen naar de nooduitgang van de bioscoop.

Slide 8 - Open question

Noud probeert te profiteren van de onwetendheid van zijn ouders.

Slide 9 - Open question

Nanda informeert naar de vertrektijd van de bus.

Slide 10 - Open question

Mijn oom Dirk is bezeten van de films van Lord of the Rings.

Slide 11 - Open question

Wat weet je nu over het voorzetselvoorwerp?

Slide 12 - Mind map

Even herhalen
In de volgende zinnen moet je het voorzetselvoorwerp benoemen.

Slide 13 - Slide

De tante van mijn moeder kan heel goed omgaan met haar kleinkinderen.

Slide 14 - Open question

Na lang overleg waren beide partijen bereid tot het sluiten van een compromis.

Slide 15 - Open question

bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (ná VZV)
Zinsdelen die ná het ontleden overblijven. Geven antwoord op vragen als:
Wanneer? ( tijd )
Waar? ( plaats )
Hoe? ( hoedanigheid )
Hoeveel? ( hoeveelheid )
Waarom? ( reden )
Waarheen? ( richting )
Waardoor? ( oorzaak )
Waarmee? ( middel )

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Even oefenen
In de volgende zinnen moet je de bijwoordelijke bepalingen aangeven/ benoemen.

Slide 20 - Slide

Cilke en Lieke zitten op JenaXL in dezelfde niveaugroep.
HOEVEEL bijwoordelijke bepalingen bevat deze zin?

Slide 21 - Open question

Cilke en Lieke zitten op JenaXL in dezelfde niveaugroep.
WELKE bijwoordelijke bepalingen bevat deze zin?

Slide 22 - Open question

Gelukkig kunnen we oefenen tijdens de les Nederlands.
HOEVEEL bijwoordelijk bepalingen bevat deze zin?

Slide 23 - Open question

Gelukkig kunnen we oefenen tijdens de les Nederlands.
Noteer de bijwoordelijk bepalingen van deze zin.

Slide 24 - Open question

Oefenwerk
Lezen 
theorie op pagina 159 t/m 162.

Maken
Opdracht 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, (11), 12, 13+14 

Slide 25 - Slide