What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les verbes, bijvoeglijknaamwoord en Bijwoord
Préparation des 1ère et 2ème unités
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Préparation des 1ère et 2ème unités
Slide 1 - Slide
Le programme d'aujourd'hui
- Grammaire:
1) Les verbes
2)
Het bijvoeglijk naamwoord
3) Het bijwoord
Slide 2 - Slide
Traduis en français:
ik had
A
J 'ai
B
j'ai eu
C
j'avais
D
j'avoirais
Slide 3 - Quiz
traduis en français:
jullie waren
A
vous sommiez
B
vous étez
C
vous étiez
D
vous aviez
Slide 4 - Quiz
Utilise l' imparfait
Wat betekent in het Frans: zij waren
A
ils sont
B
ils étaient
C
ils était
D
ils étais
Slide 5 - Quiz
Choisis la bonne réponse:
jullie werkten
A
vous travaillait
B
vous travailliez
C
vous aviez travaillé
D
vous avez travaillé
Slide 6 - Quiz
De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent
Slide 7 - Quiz
De uitgangen van de futur zijn:
A
ai ,as, a, avons, avez, ont
B
ai, as, a, avon, avez, sont
C
ai, as, a, ons, ez, ont
D
ai, as, a, ons, ez, vont
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Wat weet je over de plaats van
een bijvoeglijk naamwoord
in het Frans?
Slide 10 - Mind map
L'adjectif
Plaats:
altijd na het zelfstandig naamwoord,
behalve
:
Beau - bon - joli
Haut - long - petit
Jeune - vieux - grand
Gros - mauvais - méchant
Nouveau - autre - large
Premier - dernier - cher
Slide 11 - Slide
Un garçon
Une fille
Deux garçons
Deux filles
Contente
Sportif
inquiets
Difficile
beaux
malheureux
heureuse
Positives
malheureux
inquiètes
Slide 12 - Drag question
Mettez au pluriel:
Le garçon heureux
Slide 13 - Open question
Mettez au pluriel:
Le beau livre
Slide 14 - Open question
Mettez au féminin
Slide 15 - Slide
Geef een voorbeeld
van een bijwoord
(of zin met een bijwoord)
Slide 16 - Mind map
Hoe vorm ik een bijwoord ?
Al gemene regel : bijvoeglijk naamwoord +
ment
Mannelijke vorm eindigt op een klinker + ment
ample + ment = ample
ment
Slide 17 - Slide
Hoe vorm ik een bijwoord ?
Als een mannelijke vorm op een medeklinker eindigt, gebruik dan de vrouwelijke vorm +
ment
lent --> lente --> lente
ment
Slide 18 - Slide
Hoe maak je een bijwoord ?
Als een bijvoeglijk naamwoord op
-ent
of
-ant
eindigt, dan wordt het bijwoord -emment of -amment.
Récent --> récemment
constant --> constamment
Slide 19 - Slide
Donnez l'adverbe des adjectifs suivants:
Joli, premier, joyeux, bon, meilleur
Slide 20 - Open question
L'adverbe / Het bijwoord
Bijwoord = zegt iets over
werkwoord
Elle court
toujours
Ze rent
altijd
Bijvoeglijk naamwoord
Il est
très
grand
Hij is
erg
lang
ander bijwoord
Nous jouons
vraiment
bien
We spelen
heel
goed
Hele zin
Heureusement
, il a gagné
Gelukkig
heeft hij gewonnen
Slide 21 - Slide
Bijwoord van echt
Vrai --> ?
A
vraiment
B
vraiement
Slide 22 - Quiz
Bijwoord van zeker
Certain --> ?
A
certainment
B
certainement
Slide 23 - Quiz
Bijwoord van gewelddadig
Violent --> ?
A
Violentment
B
Violentement
C
Violemment
Slide 24 - Quiz
Onregelmatige vormen
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Vertaling
bon
bien
goed, lekker
meilleur
mieux
beter
mauvais
mal
slecht
gentil
gentiment
aardig, vriendelijk
long
longtemps
lang
rapide
vite / rapidement
snel
Slide 25 - Slide
Uitzonderingen
Er zijn bijwoorden die je niet afleidt van een bijvoeglijk naamwoord.
beaucoup
veel
très
erg
souvent
vaak
parfois
soms
trop
te veel
Slide 26 - Slide
Plaats van het bijwoord
Waar
Voorbeeld
Bijvoeglijk naamwoord
Direct ervoor
Il est
très
grand
werkwoord
Direct achter de persoonsvorm
Elle court
toujours
Elle a
toujours
couru
Hele zin
Aan het begin van de zin
Heureusement,
il a gagné
Slide 27 - Slide
Is de zin correct ?
"Il mange beaucoup" (Hij eet veel)
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quiz
Is de zin correct ?
"Elle rapidement lit" (Zij leest snel)
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Is de zin correct ?
"Ils sont incroyablement grands" (Ze zijn verbazingwekkend lang)
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
Is de zin correct ?
"Vous cuisinez plutôt bien" (Jullie koken behoorlijk goed)
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
More lessons like this
Adjectif et substantif
October 2020
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Frans V3 CH5 Bijwoorden
May 2021
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les adverbes
March 2023
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3-5
Les adverbes
September 2024
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3-5
h3 week 50
December 2023
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
les adverbes MS
October 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
l'adverbe
January 2024
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3-5
3H Unité 4
July 2023
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3