p13 tekst 13B, Menelaos en Helena

μετεσχε (r.10). Van welk werkwoord komt deze vorm? (bedenk van welk werkwoord ἐσχε de aoristus is.)
A
μετερχομαι
B
μετεχω
C
μετασχω
D
μετεσχω
1 / 10
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

μετεσχε (r.10). Van welk werkwoord komt deze vorm? (bedenk van welk werkwoord ἐσχε de aoristus is.)
A
μετερχομαι
B
μετεχω
C
μετασχω
D
μετεσχω

Slide 1 - Quiz

ὡς πλειστους (r.2): wat betekent ὡς + superlativus ook alweer?

Slide 2 - Open question

Αὑτη (r.8). Is dit woord het vrouwelijk bij αὐτος of bij οὑτος? Ligt je antwoord toe.

Slide 3 - Open question

ἡ αὐτη ... και (r.10). Hoe mοet je και hier vertalen? (kijk in de woordenlijst)

Slide 4 - Open question

τωνδε των ἐμων κακων. (r.11). Deze woorden horen bij elkaar. Wat is de nominativus mannelijk enkelvoud van τωνδε?
A
αὐτος
B
οὑτος
C
ὁδε

Slide 5 - Quiz

Hoe moet je ἐμων hier vertalen in combinatie met τωνδε?

Slide 6 - Open question

Δηλον γαρ ἐστι t/m οἰκειν (r.12-13).
Zorg dat je de twee A.c.I.'s ziet. Wat is het verschil tussen ἐλθειν en oἰκειν?

Slide 7 - Open question

Hoe moet je de infinitivi dus respectievelijk vertalen?

Slide 8 - Open question

δια ταυτην την θεον. Is ταυτην het vrouwelijk bij οὑτος of bij αὐτος?
A
οὑτος
B
αὐτος

Slide 9 - Quiz

Streep in de regels 16 t/m 20 één A.c.I. (subjectsacc..inf.) in je tekst blauw

Slide 10 - Open question