1.8 Invloed v/d EU op de landbouw in NL en Polen 5 havo

1 / 37
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leg uit waarom de Nederlandse en Poolse landbouw sterk verbonden zijn?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Leg uit waarom EU-boeren zoveel subsidies krijgen?

Slide 7 - Open question

- Welke internationale organisatie wil de subsidies aan boeren verminderen?
- Leg uit waarom?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Waarom betalen EU-burgers eigenlijk te veel voor hun voedsel?
A
omdat de supermarkten de prijs bepalen en de boeren weinig verdienen aan hun producten.
B
omdat er veel voedsel wordt weggegooid wat niet meer houdbaar is.
C
omdat wij belasting aan de EU betalen en de EU de subsidies betaald aan boeren.
D
omdat de EU streeft naar goede prijzen voor het voedsel geproduceerd door EU-boeren.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

- In welke provincie is de opbrengst van de grond het hoogst
- welke vorm van landbouw is het meest waardevol kies uit: veeteelt, akkerbouw of tuinbouw.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Leg uit waarom voert NL zoveel door naar het buitenland?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Waarom is de Nederlandse landbouw zo efficiënt? Noem drie redenen.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Van de prijs van een landbouwproduct in de supermarkt verdient de boer gem. 20%.
- Welke partij uit de productieketen verdient het meest, denk je?
-Leg uit waarom?

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Landbouwzaad veredelen is belangrijk ook i.v.m. klimaatverandering.
Leg uit hoe de tomaat moet worden aangepast.

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Is de handelsbalans (wat betreft landbouw) van Polen positief of negatief. Leg uit.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide