H1.4 Meten

H1.4 meten
Benodigheden
- Boek, schrift
- Pen, potlood



Tassen op de grond
Telefoons in de tas
Wat gaan we doen?
 
  • uitleg p4 meten
  • oefenen voor de toets
  • volgende maandag toets H1
Jassen 
uit
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1.4 meten
Benodigheden
- Boek, schrift
- Pen, potlood



Tassen op de grond
Telefoons in de tas
Wat gaan we doen?
 
  • uitleg p4 meten
  • oefenen voor de toets
  • volgende maandag toets H1
Jassen 
uit

Slide 1 - Slide

§ 1.4 Meten
Leerdoelen  §1.4:

  • Ik kan van een aantal meetapparatuur uitleggen, waarvoor je ze gebruikt
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur
  • Ik kan beschrijven van een grootheid en eenheid is
  • ik kan enkele meetapparatuur aflezen
  • Ik kan eenheden in elkaar omrekenen

 

Slide 2 - Slide

Meetapparatuur
Gereedschap om mee te meten
Hoelang iets duurt: klok
Hoe lang iets is: liniaal
Hoeveel iets weegt: weegschaal

Slide 3 - Slide

analoge thermometer
oventhermomether
digitale thermometer
koortsthermometer
hoe warm het is, meet je met een thermometer.

Slide 4 - Slide

Wat zijn Grootheden?
Een Grootheid is iets wat je kunt meten.
Bijvoorbeeld een Afstand:

Slide 5 - Slide

Grootheden en eenheden
Alles wat je kan meten is een grootheid
                   bijvoorbeeld de aftand naar huis
een eenheid is waarin je dat meet
                   bijvoorbeeld meter.
De afstand van school naar huis is 1 kilometer.
Grootheid                                                        Eenheid

Slide 6 - Slide

Afstand is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 7 - Quiz

Meter is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 8 - Quiz

eenheden omrekenen
er is maar een grootheid en die kan meerdere eenheden hebben.

bijvoorbeeld:  
De afstand van school naar huis is 1 kilometer.
                                                                          1000 meter.
                                                    



Slide 9 - Slide

Omrekenen massa en volume:
massa: de hoeveelheid stof in g of kg
volume: de ruimte die een vloeistof of een voorwerp inneemt.

Slide 10 - Slide

Je kunt kilogram omrekenen naar gram.
5 kilogram is:
A
50 g
B
500 g
C
5000 g
D
50 000 g

Slide 11 - Quiz

Omrekenen
250 cm= ... m
A
0,2
B
0,25
C
25
D
2,5

Slide 12 - Quiz

omrekenen
43 kilometer= ......... meter
A
4300
B
4,3
C
43000
D
430

Slide 13 - Quiz