Tijdvak 7: Les 2 de verlichting

De Verlichting
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De Verlichting

Slide 1 - Slide

TV 7: pruiken en revoluties
  • 7a de Verlichting

  • 7b het verlicht absolutisme

  • 7c de trans-Atlantische slavenhandel, de plantages en de opkomst van het abolitionisme

  • 7d de democratische revoluties in westerse landen
 

1700 - 1800

Slide 2 - Slide


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)
  • Door gebruik te maken van het verstand maken mensen een einde aan de 'duisternis' van domheid, bijgeloof en onverdraagzaamheid.

    Slide 3 - Slide

    Leerdoelen
    • Je kunt uitleggen dat de Verlichting een gevolg is van de Wetenschappelijk Revolutie

    • Je kunt belangrijke onderwerpen van verlichtingsdenken noemen, en daar voorbeelden bij geven.


    Slide 4 - Slide

    Slide 5 - Video

    Terugblik
    •  Renaissance (ca 1500): kritische blik op oude teksten, waarnemingen zonnestelsel (Copernicus, Galileï)

    • Wetenschappelijke Revolutie (ca 1650) : ontdekking natuurwetten (Newton) en betere instrumenten (microscoop) leiden tot golf van ontdekkingen.

    • Spinoza en Descartes: rationalisme

    Slide 6 - Slide

    Verlicht denker of niet?
    Bekijk onderstaande zinnen en bedenk of ze wel of niet van een Verlichte denker zouden zijn.

    Waarom wel / niet?
    'Emotie is het allerbelangrijkste in het menselijk bestaan'

    'De koning zou zijn macht moeten delen met een parlement'

    'Je moet wel nadenken over jouw geloof, maar de Kerk heeft altijd gelijk.'

    'De adel en geestelijkheid zijn traditioneel gezien nu eenmaal het belangrijkste'
    1
    2
    3
    4

    Slide 7 - Slide

    zelfstandig werken
    blz 77:

     vraag 4, 6, 7, 9

    blz 79:

    vraag 21

    Slide 8 - Slide

    vraag 4
     Er was een aantal uitgangspunten die voor alle Verlichte denkers golden: rationeel optimisme, verspreiden van kennis, vrijheid en gelijkheid.

    Slide 9 - Slide

    vraag 6
    In de encyclopedie was alle tot dan toe beschikbare kennis verzameld. Die kennis was nu voor iedereen beschikbaar, waardoor mensen verstandiger zouden worden (rationeel optimisme)

    Slide 10 - Slide

    Vraag 7
    Verlichte denkers hielden er niet van dat iemand anders / een organisatie vertelde wat en hoe je moest geloven. Geloof was een persoonlijke zaak.

    Slide 11 - Slide

    vraag 9
    Voltaire geloofde wel dat God het heelal en de wereld had geschapen, maar dat de wereld zich vervolgens hield aan natuurwetten.

    Slide 12 - Slide

    De Verlichters en politiek II
    John Locke (Eng. 1632-1704)
    Het volk geeft de koning/ regering zijn macht (sociaal contract)

    Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
    Trias Politica, de scheiding der machten

    Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
    Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil. (volkssoevereiniteit)

    Slide 13 - Slide

    De Verlichters en het geloof
    Voltaire
    • God heeft de aarde gemaakt, maar grijpt niet in = deïsme
    • Je kunt niet bewijzen dat er 1 waar geloof is, dus je moet verdraagzaam (tolerant) zijn.  

    Gevolg
    • Voor godsdienstvrijheid
    • Tegen invloed van de kerk op de politiek

    Slide 14 - Slide

    De Verlichters en gelijkheid
    Rousseau + Voltaire
    • Mensen (witte mannen!) zijn gelijk en vrij geboren
    • Kant: vrijheid van meningsuiting

    Gevolg
    • Tegen standenmaatschappij
    • Tegen slavernij/slavenhandel (Abolitionisme)



    Slide 15 - Slide

    De Verlichters en economie 
    Adam Smith
    • Vrije marktwerking is een essentieel onderdeel van de economie


      Slide 16 - Slide

      Reacties koningen
      • Ideeën van de Verlichting verbieden

      • Of
      • Sommige ideeën overnemen, zolang de vorst alle macht houdt.
      • = Verlicht absolutisme ('alles vóór het volk, niets dóór het volk')

      Slide 17 - Slide

      Slide 18 - Slide

      Slide 19 - Video

      Slide 20 - Video

      Wie heeft in Nederland de uitvoerende macht?
      A
      De regering
      B
      Het parlement
      C
      De koning
      D
      De rechters

      Slide 21 - Quiz

      Wie heeft in Nederland de wetgevende macht?
      A
      De regering
      B
      Het parlement
      C
      De koning
      D
      De rechters

      Slide 22 - Quiz

      Het parlement is hetzelfde als de (landelijke) volksvertegenwoordiging
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 23 - Quiz

      In het kabinet zitten...
      A
      alle ministers en staatssecretarissen
      B
      de volksvertegenwoordigers

      Slide 24 - Quiz

      De regering = staatshoofd + kabinet
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 25 - Quiz

      De ministers...
      A
      controleren de tweede kamer
      B
      bedenken wetten en voeren deze uit

      Slide 26 - Quiz

      Een minister zit NOOIT in de volksvertegenwoordiging.
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 27 - Quiz

      Een volksvertegenwoordiger zit NOOIT in het kabinet.
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 28 - Quiz