This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De Middeleeuwen
De kerk en de geestelijken
Slide 1 - Slide
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 2 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de kerk en de geestelijken in de middeleeuwen een belangrijke rol speelden.
Slide 3 - Slide
Wat weet jij eigenlijk van de kerk?
Slide 4 - Mind map
Zet de afbeeldingen op volgorde van oud (links) naar nieuw (rechts)
Slide 5 - Drag question
Wie was de belangrijkste leenheer?
A
Keizer
B
Hertog
C
Ridder
D
Boer
Slide 6 - Quiz
Een leenman mocht geen achterleenman hebben
A
Juist
B
Niet juist
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Hoe werd het christendom verspreid?
Door missionarissen
Slide 11 - Slide
Missionarissen
Missionarissen zijn mensen die het christendom moeten verspreiden
Karel de Grote was christelijk. Bij elk volk wat hij veroverde stuurde hij missionarissen om dat gebied christelijk te maken
Soldaten gingen ook mee om de missionarissen te beschermen
Dit is een kerk. De eerste kerken in Nederland werden gemaakt van stenen van ruïnes van oude Romeinse gebouwen.
Eén van deze mannen is Bonifatius, een hele bekende missionaris die in Nederland veel mensen christelijk heeft gemaakt.
Slide 12 - Slide
Succesvol?
Best wel...
Maar eigenlijk pas toen Karel de Grote de gebieden veroverde
Slide 13 - Slide
Vikingen
Uiteindelijk wordt heel Europa christelijk, ook de vikingen uit Scandinavië.
Door de invloed van het christendom stoppen de vikingen met het plunderen van Europese steden
Slide 14 - Slide
Germaanse tradities
De Germanen werden christelijk, maar dat betekent niet dat hun traditites verloren gingen.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de dagen van de week zijn veel daarvan afgeleid van Germaanse goden
Slide 15 - Slide
Germaanse tradities
Ook feestdagen werden niet vergeten.
De missionarissen plaatsten de christelijke feestdagen op dagen waar de Germanen ook al feestdagen hadden.
Pasen = Lentefeest
Kerst = Midwinterfeest
Slide 16 - Slide
Kerk
De mensen kwamen bij elkaar in de kerk.
De pastoor gaf elke zondag een preek waarin hij uitlegde hoe mensen moesten leven
Dit is de pastoor die aan de gelovigen een preek aan het vertellen is.
Veel geestelijken scheerden hun hoofd gedeeltelijk kaal. Dit liet zien dat ze zich onderwerpen aan god.
Slide 17 - Slide
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden
Slide 18 - Quiz
Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Monniken bidden zeventien keer per dag
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Het verzorgen en genezen van zieken was één van de taken van monniken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Monniken zijn geen geestelijken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 23 - Quiz
Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Slide 24 - Drag question
Begrippen uit deze les
paus
bisschoppen
monniken
nonnen
geestelijken
missionaris
standenmaatschappij
Slide 25 - Slide
Personen uit deze les
Bonifatius
Slide 26 - Slide
Jaartallen uit deze les
754: Bonifatius wordt vermoord in Dokkum
Slide 27 - Slide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 28 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen