ZO GAAT DAT OOK BIJ ÊTRE EN DE PASSÉ COMPOSÉ.
Dus NIET bij avoir.
Dus NIET bij présent of futur.
Alleen bij être, alleen bij passé composé
mannelijk, enkelvoud Il est allé (normale vorm)
mannelijk, meervoud Ils sont allés (normale vorm +s)
vrouwelijk,enkelvoud Elle est allée (normale vorm +e)
vrouwelijk, meervoud Elles sont allées. (normale vorm +es)