Flexles klas 1: Verleden tijd sterke werkwoorden, tegenwoordige tijd, verleden tijd

Welkom klas 1
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van
Stap 1: Telefoon in de telefoontas
Stap 2: Boek Nederlands, schrift en Chromebook op tafel.
Stap 3: Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Jan (moeten) gisteren nablijven, omdat hij op de tafel (schrijven).
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 1
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van
Stap 1: Telefoon in de telefoontas
Stap 2: Boek Nederlands, schrift en Chromebook op tafel.
Stap 3: Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Jan (moeten) gisteren nablijven, omdat hij op de tafel (schrijven).

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Ik kan de persoonsvorm verleden tijd van een zwak werkwoord correct spellen.
  • Ik kan de persoonsvorm verleden tijd van een sterk werkoord correct spellen 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling theorie: persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Herhaling sterke en zwakke werkwoorden
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden.
  • Uitleg: persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
  • Oefenen
  • Volgende les: Voltooid en onvoltooid deelwoord

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm? Noem 3 manieren

Slide 4 - Open question

Welk trucje gebruik je om de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct te spellen?
A
't exkofschip
B
het woord langer maken (verlengproef)
C
lopen
D
opschrijven zoals je het hoort

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Waarom (bespieden) je ons?

Slide 6 - Open question

Wat is de ik-vorm van het werkwoord smeren?

Slide 7 - Open question

1. (worden) je moe van werkwoordspelling?
2. (worden) je broer ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
(geloven) Hij ... mij nu niet.

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Mijn moeder ...... (recyclen) alles.

Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Als je iets (beloven), is het normaal dat je die belofte (nakomen)

Slide 12 - Open question

Noteer het verschil tussen sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden

Slide 13 - Open question

Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
reizen
koken
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden

Slide 14 - Drag question

Sterk of zwak?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 15 - Drag question

Welke truc gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden?
A
't exkofschip
B
het werkwoord langer maken
C
lopen
D
Schrijven zoals je het hoort

Slide 16 - Quiz

De laatste jaren (tobben) hij met zijn gezondheid.
(persoonsvorm verleden tijd)

Slide 17 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
Ik … (verbazen) me over de wilskracht van het verlegen meisje.

Slide 18 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
(vermoeden) ... jullie dat hij iets stal?

Slide 19 - Open question

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(gebeuren) Er ... hier nooit iets.

Slide 20 - Open question

Zet 'Ik telefoneer' in de persoonsvorm verleden tijd

Slide 21 - Open question

Pvvt: sterke werkwoorden
  • Een sterk werkwoord verandert van klank.
  • Lopen --> liep, liepen
  • Deze regels moet je onthouden. 

Slide 22 - Slide

meedragen
persoonsvorm verleden tijd: jullie....

Slide 23 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd:

Gisteren ... (vallen) mijn snoepjes allebei op de grond.

Slide 24 - Open question

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... vorig jaar naar het zuiden van Frankrijk. (rijden)

Slide 25 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd:

Simon en Kaja ... (geven) elkaar een hand.

Slide 26 - Open question

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Er ... net vogelpoep op mijn autoruit. (zitten)

Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question