This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
S
T
A
M
B
O
M
E
N
S
T
A
M
B
O
M
E
N
Slide 1 - Slide
Programma
Huiswerk nakijken
Herhaling les 3.3 kruisingen
Uitleg 3.4 Stambomen
Opdrachten maken 3.4 Stambomen
Quiz 3.4 Stambomen
Evaluatie
Slide 2 - Slide
Fenotype
Homozygoot
Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa
Slide 3 - Drag question
Stappenplan
Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht
Schrijf het genotype van beide ouders hieronder
Schrijf de allelen in de geslachtscellen op
Maak het kruisingsschema
Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
Schrijf daaronder de verhouding in fenotype
1:1
bruin - wit
Slide 4 - Slide
Oefenopgave 1
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Maak nu een kruisingsschema
Slide 5 - Slide
Uit de kruising van de bruinharige labrador reu (bb) en de zwartharige labradorteef (BB). ontwikkelen zich twee zwartharige labradors. De dieren in de F1 van deze kruising planten zich onderling voort.
Het genotype van de labradors in de F1 is :
A
BB en Bb
B
Bb
C
Bb en bb
D
BB, Bb en bb
Slide 6 - Quiz
Klopt het kruisingschema?
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 7 - Quiz
Deze les leer je:
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben,
welk allel dominant is en welk allel recessief.
Slide 8 - Slide
Een stamboom
Slide 9 - Slide
Stamboom van een gezin
Slide 10 - Slide
Stap 1: Kijk welk fenotype iedereen uit de stamboom heeft.
Slide 11 - Slide
Stap 2: Wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder?
Slide 12 - Slide
Stap 3: Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.
Slide 13 - Slide
Stap 4: Vul de genotypen zo veel mogelijk aan.
Slide 14 - Slide
Samengevat
Slide 15 - Slide
Stambomen
Schematisch overzicht van een erfelijke eigenschap binnen een familie.
Slide 16 - Slide
Aan het werk
Basisstof 3.4
Opdracht 1 t/m 9
Opdracht 3 en 6 hoeven niet
Slide 17 - Slide
Wie zijn de mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje
Slide 18 - Quiz
Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden
Slide 20 - Quiz
Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in de afbeelding geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3
A
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = aa / 2 = aa / 3 = Aa
D
1 = aa / 2 = aa / 3 = AA
Slide 21 - Quiz
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 22 - Quiz
Vraag 1 Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het allel B voor bruine ogen is dominant over het allel b voor blauwe ogen. Welk(e) genotype(en) kan de vader gehad hebben?
A
BB of Bb
B
Bb of bb
C
Alleen BB
D
Alleen bb
Slide 23 - Quiz
3. Wat zijn 4 en 8 van elkaar?
A
Neef en nicht
B
Vader en dochter
C
Oom en nicht
D
Tante en neef
Slide 24 - Quiz
Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond
Slide 25 - Quiz
Kan je nu?
Uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben?