1HVG BvJ Thema 6 BS 3

planning
Week 23 (1t/m 7 juni) 
- Lezen en maken BS 2
- Maken test jezelf BS 2
- Start digitaal herbarium


1 / 29
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

planning
Week 23 (1t/m 7 juni) 
- Lezen en maken BS 2
- Maken test jezelf BS 2
- Start digitaal herbarium


Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- PO digitaal herbarium uitleggen zodat je kunt starten
- Ontdekken hoeveel je al weet van BS 1-2
- Uitleg BS 3-4
Doel 1: Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
Doel 2: Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.
Doel3: Je kunt de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Uitleg PO digitaal herbarium

Slide 4 - Slide

Bekijk deze bloem en beantwoord de volgende vragen

Slide 5 - Slide

Welke nummer is zijn de kroonbladeren van een bloem?
A
1
B
4
C
9
D
10

Slide 6 - Quiz

Bekijk deze bloem en beantwoord de volgende vragen

Slide 7 - Slide

Welke nummer is het mannelijke geslachtsorgaan van een bloem
A
1
B
4
C
5
D
9

Slide 8 - Quiz

Bekijk deze bloem en beantwoord de volgende vragen

Slide 9 - Slide

Welke nummer is het vrouwelijk geslachtsorgaan van een bloem
A
1
B
4
C
5
D
9

Slide 10 - Quiz

Wat is de naam van het vrouwelijk geslachtsorgaan van een bloem?
A
stijl
B
vruchtbeginsel
C
stamper
D
meeldraad

Slide 11 - Quiz

Wat is de naam van het mannelijk geslachtsorgaan van een bloem?
A
helmhokje
B
helmdraad
C
stamper
D
meeldraad

Slide 12 - Quiz

Hoe heet het gedeelte van een bloem waarin zich de eicel bevind?
A
vruchtbeginsel
B
zaadbeginsel
C
stijl
D
stempel

Slide 13 - Quiz

Welke van de ondergenoemde kenmerken hoort niet bij de bloem van een insectenbestuiver?
A
Opvallende kroonbladeren
B
meeldraden buiten de bloem
C
maken nectar
D
pollen zijn plakkerig

Slide 14 - Quiz

Welke van de ondergenoemde kenmerken hoort niet bij de pollen van een windbestuiver?
A
Er worden er veel van vrijgegeven
B
zijn plakkerig
C
zijn licht (van gewicht)
D
zijn klein

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Welke van de vorige nummers zijn voorbeelden van zelfbestuiving?
A
1 en 4
B
2 en 5
C
2 en 3
D
7 en 8

Slide 17 - Quiz

Welke van de vorige nummers zijn voorbeelden van geen bestuiving?
A
2,5 en 8
B
1,2 en 3
C
3,4 en 8
D
5, 6 en 7

Slide 18 - Quiz

Hoe heet het gedeelte van een bloem waarin zich de eicel bevind?
A
vruchtbeginsel
B
zaadbeginsel
C
stijl
D
stempel

Slide 19 - Quiz

Bevruchting

1. Stuifmeel komt op de stempel.

2. Stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis.

3. Stuifmeelbuis gaat door de stijl heen.

4. Stuifmeelbuis komt bij de eicel in het vruchtbeginsel.

De bloem is bevrucht

Slide 20 - Slide

- In het vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meerdere zaadbeginsels.

- In een zaadbeginsel ontstaat één eicel (vrouwelijke geslachtcel). In iedere eicel zit een kern.

Slide 21 - Slide

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 22 - Slide

In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel. 

Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.

De zaden van peulvruchten noem je bonen.

1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)

1
Restant bloemkelk met bloemsteel

2
Restant van de stijl

3

Slide 23 - Slide

In welk onderdeel van een bloem vindt bevruchting plaats?




A
Helmknop
B
Stempel
C
Stijl
D
Vruchtbeginsel

Slide 24 - Quiz


Wat ontwikkelt zich
na de bevruchting
uit het vruchtbeginsel?
de bloem van een appelboom is bevrucht
A
de appel
B
een pitje in de appel
C
het vruchtvlees van de appel
D
Het vruchtvlees en het klokhuis met de pitjes

Slide 25 - Quiz

bouw van een bloem
Oefen de onderdelen van de bloem
Kroonblad
Heeft alleen een insektenbloem
Functie: insekten lokken
Helmknop
Maakt stuifmeelkorrels
Helmdraad
meeldraad

Mannelijk deel van de bloem
zaadbeginsel
Hierin zit de eicel.
Na bevruchting groeit hieruit het zaad
stempel
Hierop komen de stuifmeelkorrels
Als er een stuifmeelkorrel van dezelfde soort op de stempel komt, dan heet dir BESTUIVING
Stijl


Vruchtbeginsel

Hieruit groeit, na bevruchting, de vrucht
Bevruchting vindt plaats als de stuifmeelkorrel versmelt met de eicel. De eicel zit in het zaadbeginsel


Kelkblad


Bloemsteel


Stamper
Vrouwelijk deel van de bloem

Slide 26 - Slide

Wat gebeurt er na de bevruchting in een bloem?
A
Een stuifmeelbuis groeit naar het zaadbeginsel
B
Er ontstaat een vrucht
C
Er ontstaat een vruchtbeginsel
D
De bloemen vouwen dicht

Slide 27 - Quiz

Windbloem

Een windbloem wordt door .........................bestoven. De meeste hebben   .......................... gekleurde kroonbladeren.
De ........................... steken uit buiten de kroonbladeren zodat de wind het ............................. makkelijk kan meenemen. 
Op de buiten de bloem hangende  .....................  kunnen de stuifmeelkorrels blijven plakken.
Deze bloemen produceren geen  ...................    , de bloemen    ...................   niet sterk. 
Ze maken wel ...............................stuifmeelkorrels waardoor er meer kans is op ........................

kleine en onopvallende


heel veel

  geuren

stampers

 de wind
meeldraden

 stuifmeel

    nectar

   bestuiving

   bevruchting

        weinig

Slide 28 - Drag question

Wat heb je deze les geleerd

Slide 29 - Mind map