Hoofdletters en leestekens

Vandaag 

  1. Leerdoelen
  2. Hoofdletters
  3. Leestekens
  4. Zelf aan de slag in LearnBeat (zie studieplanner)
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag 

  1. Leerdoelen
  2. Hoofdletters
  3. Leestekens
  4. Zelf aan de slag in LearnBeat (zie studieplanner)

Slide 1 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Leerdoelen
Je leert:
  • hoofdletters gebruiken;
  • leestekens gebruiken: punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens, vraagteken, uitroepteken gebruiken;
  • lastige woorden spellen.



Leerdoelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters en leestekens 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bekijk de foto hieronder
Is dit een reclame van een
slager of een bakker?

Hoe zou je dit soort
onduidelijkheden kunnen
voorkomen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken (als het een vraag is) of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is).








Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
Zo gebruik je hoofdletters:
  • Aan het begin van een zin: De uitzending begint om acht uur.
  • Als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Morgens ben ik vrolijk.
  • Bij namen: Jan Wouters, Coolsingel, Breda, PSV, Audi, Pasen, Nutella.
  • Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Noord-Brabantse, Marokkaanse.
Let op: namen van dagen (donderdag), maanden (oktober), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) krijgen geen hoofdletter.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens. Komma’s laten bijvoorbeeld zien hoe een zin in elkaar zit.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Zo gebruik je komma’s:

  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar. (samengestelde zin) Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
  • Voor voegwoorden zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij het voegwoord en gebruik je geen komma. Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn. De hond rent blij naar buiten en springt in de sloot.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en): Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.







Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!

Wat: opdrachten maken (studieplanner);
Hoe: in Learnbeat;
Hulp: lees de theorie in LB;
Tijd: 15 minuten;
Uitkomst: je hebt de stof die we hebben behandeld verwerkt;
Klaar: Je leest in je leesboek.
timer
15:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Ik wil skeeleren maar mijn vriend heeft geen zin.
B
Ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin.
C
ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
's Morgens spreken we een uur lang engels.
B
's Morgens spreken we een uur lang Engels.
C
s' Morgens spreken we een uur lang Engels.
D
'S morgens spreken we een uur lang Engels.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eiffeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eiffeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eiffeltoren.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions