4. Zelfstandige naamwoorden

Español A1/A2 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Español A1/A2 

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
- Repasar la pronunciacion y los verbos 'ser' y 'estar'
- El sustantivo (zelfstandig naamwoord)
- Los artículos (lidwoorden)

Slide 2 - Slide

Importante:
¡Tienes que estudiar las palabras y la gramática!
+ BOEK!
Over twee lessen is de eerste toets voor Spaans.
Deze cijfers komen op je cijferlijst te staan en tellen mee voor je overgang. 

Inhalen is niet mogelijk!!



Slide 3 - Slide

Repasamos
El verbo 'ser'
El verbo 'tener'

Slide 4 - Slide

¿Qué significa 'ser'?

Wat betekent 'ser'?
A
is
B
zijn
C
heeft
D
hebben

Slide 5 - Quiz

¿Qué significa 'tener'?
A
is
B
zijn
C
heeft
D
hebben

Slide 6 - Quiz

¿Qué significa 'ella tiene'?
A
zij is
B
zij heeft
C
zij zijn
D
zij hebben

Slide 7 - Quiz

¿Qué significa 'nosotros somos'?
A
jullie zijn
B
jullie hebben
C
wij zijn
D
wij hebben

Slide 8 - Quiz

Yo soy
Tu eres
Él/ella/usted es
Nosotros somos
Vosotros sois
Ellos/ellas son
Yo tengo
Tu tienes
Él/ella/usted tiene
Nosotros tenemos
Vosotros tenéis
Ellos/ellas tienen

Belangrijk om deze goed uit je hoofd te leren!!

Slide 9 - Slide

Tu no ..... un perro.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tienen

Slide 10 - Quiz

Nosotras .... amigas.
A
es
B
sois
C
son
D
somos

Slide 11 - Quiz

Lola .... una casa grande.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos

Slide 12 - Quiz

¡Pronunciación!
¿Cómo se dice...?

1. Julio habla mucho por las mañanas.
2. Vicente dice que Valeria no va a viajar a Londres.
3. Velezuela es un país hermoso.
4. Coco es una película muy divertida.
5. La Casa de Papel es una serie muy impresionante.
6. En el aeropuerto de Valencia hay mucha gente.

Slide 13 - Slide

El sustantivo
(het zelfstandig naamwoord)

Slide 14 - Slide

Het Spaans kent twee soorten zelfstandige naamwoorden:

Vrouwelijk
La casa
La estación
La ciudad
La chica
La libertad



Mannelijk
El libro
El chico
El amor
El hotel
El garaje

Slide 15 - Slide

Bladzijde 22:
Opdracht 1.07

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Zelfstandige naamwoorden

Mannelijke zelfstandige 
naamwoorden eindigen op:
 -O: zoals EL libro (het boek), EL niño  (de jongen), EL cuaderno (het schrift)
 -L: zoals EL hotel (het hotel), EL árbol (de boom) 
 -AJE: zoals EL equipaje (de bagage), EL garaje (de garage)
 -OR: zoals EL amor (de liefde) EL vendedor (de verkoper)
-MA: zoals EL sistema (het systeem).


Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen op:
-A: zoals LA casa (het huis), LA niña 
(het meisje) LA bicicleta (de fiets)
-SIÓN: LA decisión (de beslissing) 
-CIÓN: LA estación (het station) 
-DAD: LA edad (de leeftijd) LA verdad (de waarheid)
-TAD: LA libertad (de vrijheid),
 -ED: LA pared (de muur)


Slide 18 - Slide

Femenino (vrouwelijk)
Masculino (mannelijk)
Chica
Plato
Ciudad
Problema
Fútbol

Slide 19 - Drag question

Plural (meervoud)
Als je een Spaans woord in het meervoud zet. komt er 's' of 'es' bij.
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)?    +s
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker?               +es
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op  'z'? Dan wordt het een 'c'

CASA    -> CASAS                                 HOTEL      -> HOTELES
LIBRO    -> LIBROS                               MES        -> MESES
FELIZ    -> FELICES                              PEZ           -> PECES

Slide 20 - Slide

Wat is het meervoud van:
perro (hond)
A
perroes
B
perros

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van:
pared (muur)
A
paredes
B
pareds

Slide 22 - Quiz

Wat is het enkelvoud van:
relojes (klokken)
A
reloje
B
reloj

Slide 23 - Quiz

Wat is het enkelvoud van:
bicicletas (fietsen)
A
biciclet
B
bicicleta

Slide 24 - Quiz

Maak het meervoud van:
hotel

Slide 25 - Open question

Maak het enkelvoud van:
casas (huizen)

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Link

Los deberes:

Slide 28 - Slide