Overal 3 vwo 5.2 Energiegebruik thuis

5.2 Energiegebruik thuis
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.2 Energiegebruik thuis

Slide 1 - Slide

5.2 Energiegebruik thuis
Thuis gebruik je nogal wat energie. Deze energie moet je betalen, dus je wilt zo zuinig mogelijke apparaten.
Waar moet je dan op letten.

Slide 2 - Slide

kWh is een eenheid van
A
Vermogen
B
Spanning
C
Stroom
D
Energie

Slide 3 - Quiz

1 kWh =
A
3 600 000 J
B
3,6 J
C
3 600 J
D
360 000 J

Slide 4 - Quiz

Schuif de teksten op de juiste plek in het energiestroomdiagram:
Auto
met benzinemotor
bewegings-energie
elektrische energie
warmte
chemische energie

Slide 5 - Drag question

Zet de teksten op de juiste plek in het energiestroomdiagram
gloeilamp
elektrische energie
warmte
licht

Slide 6 - Drag question

Leerdoelen
  1. Je kunt benoemen hoe je elektrische energie kunt besparen. 
  2. Je kunt beschrijven wat een energielabel is. 
  3. Je kunt benoemen welke maatregelen in huis genomen kunnen worden om energie te besparen.

Slide 7 - Slide

Wat kun je doen met elektrische energie
Met elektrische energie kun je warmte maken
Met elektrische energie kun je licht maken.

Met elektrische energie kun je iets laten bewegen.

Slide 8 - Slide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen
.  Één kleine koelkast 1 dag laten koelen.
.  4 avonden tv kijken
.  250 gaatjes boren

Slide 9 - Slide

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,40
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Een elektrische auto gebruikt ook 3500 kWh per jaar

Met 3500 kWh kun je 35.000 uur internetten

Slide 10 - Slide

Energieverbruik per jaar
Energiekosten per jaar
Aanschafprijs
A
172 kWh
608 euro
B
272 kWh
298 euro
De tabel hieronder geeft de gegevens van twee koelkasten.
Vul de ontbrekende waarde in. 1 kWh kost 0,20 euro
Na hoeveel jaar heeft koelkast A zich terug verdiend? ( na hoeveel jaar is koelkast A goedkoper dan B)
Aantal jaar dat het duurt voordat koelkast A goedkoper is dan B
34,4 euro
860 euro
1360 euro
54,4 euro
5 jaar
10 jaar
15 jaar
20 jaar

Slide 11 - Drag question

Uitleg over de koelkasten
Koelkast A heeft een aanschafwaarde van 608 euro
Koelkast B heeft een aanschafwaarde van 298 euro

Per jaar uitrekenen is een optie (zie tabel)

Wiskundig kan ook:
Koelkast A = Koelkast B
608 + 34,4 x = 298 + 54,4 x
20 x = 310
x = 15,5 jaar


aanschaf
608
298
1
608+34,4 = 642,4 euro
298 + 54,4 = 352,40 euro
5
780 euro
570 euro
10
952 euro
842 euro
15
1124 euro
1114 euro
20
1296 euro
1386 euro

Slide 12 - Slide

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 13 - Quiz

Elektriciteitsgebruik

Slide 14 - Slide

Hoe groot is het elektriciteitsgebruik
in procenten van de televisie.
(bekijk de vorige slide of boek pagina 150)
A
7%
B
5%
C
10%
D
1%

Slide 15 - Quiz

Hoe groot is het elektriciteitsgebruik
in procenten van de koelkast
(bekijk de vorige slide of boek pagina 150)
A
7%
B
5%
C
10%
D
1%

Slide 16 - Quiz

Elektrische apparaten verbruiken de laatste jaren steeds minder energie. Toch is het energieverbruik door apparaten toegenomen. Hoe kan dit?
A
Er zijn meer eenpersoons huishoudens gekomen
B
De bevolking is toegenomen
C
Er worden steeds meer elektrische apparaten gebruikt in Nederland.

Slide 17 - Quiz

Wanneer meer automobilisten een elektrische auto gaan rijden wordt de luchtkwaliteit
A
beter
B
slechter

Slide 18 - Quiz

energie bezuinigen in huis
Lampen zorgen voor ongeveer 15% van het energiegebruik van een gemiddeld gezin.
Je kunt behoorlijk veel energie besparen door energie zuinige apparaten te gebruiken.
Een goed voorbeeld van  zuinige apparaten zijn led lampen.

Slide 19 - Slide

Rendement
Hoe hoger het rendement van een apparaat is, des te meer energie gunstig wordt omgezet. men streeft dus altijd naar een zo hoog mogelijk rendement! Bekijk de voorbeelden hieronder en bedenk dat het gebruiken van LED lampjes dus veel energie zuiniger is dan het gebruik van gloeilampen.

Slide 20 - Slide

Rendement
Rendement van verschillende lampen
Het rendement is dat deel van de energie dat wordt omgezet in nuttige energie.
Bij de gloeilamp wordt slechts 5% van de elektrische energie omgezet in licht, 95% wordt omgezet in niet-nuttige energie (warmte).

Slide 21 - Slide

LED- lamp van 2W geeft net zoveel 
licht als een gloeilamp van 25W
2 W = 2 J/s
25 W = 25 J/s 


Slide 22 - Slide

Welke lamp geeft het meeste licht op 900 lm tegenover het minste stroomverbruik?
A
LED
B
Halogeen
C
Gloeilamp
D
Spaarlamp

Slide 23 - Quiz

noem 3 voordelen van een LED-lamp

Slide 24 - Mind map

Hoe groot is het verschil in vermogen tussen een led lamp en een gloeilamp die 400Lm licht geeft
A
6W
B
12W
C
34W
D
40W

Slide 25 - Quiz

Energielabel
Als je een elektrisch apparaat koopt zit er altijd een energielabel op met gegevens over onder andere het energiegebruik
.

Slide 26 - Slide

Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie. Het energielabel is verplicht gesteld door de EU

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Sleep de ster naar de plek, waar het energie verbruik per jaar staat vermeld.
Sleep het vierkant naar de plek waar het water verbruik per jaar staat vermeld.

Slide 29 - Drag question

Het energieverbruik van een wasmachine is gebaseerd op 220 wasbeurten per jaar. een kWh energie kost 0,20 euro en 1000L water kost 0,65 euro.
Bereken hoeveel het kost per jaar als je inderdaad 220 wasbeurten doet.

Slide 30 - Open question

Uitwerking
220 wasbeurten
139 kWh aan energie
9240 liter water
139 x 0,2 = 27,80 euro
9,240 x 0,65 = 6,01 euro
totaal dus
27,80 + 6,01 = 33,81 euro

Slide 31 - Slide

220 wasbeurten kosten 33,80
Hoeveel kost het dan als er maar 180 wasbeurten worden gedaan?
A
33,80 / 180 = 0,19 220 x 0,19 = 41,31 euro
B
220 - 180 = 40 33,80 / 40 = 0,85 euro
C
33,80 / 220 = 0,15 180 x 0,15 = 27,65 euro
D
220 + 180 = 400 400 / 33,80 = 10,31 euro

Slide 32 - Quiz

Dit energielabel is milieuvriendelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Vul in:
een koelkast met Energielabel A is ......... dan een koelkast met Energielabel C.
A
milieuvriendelijker
B
milieu-onvriendelijker
C
even goed voor het milieu

Slide 34 - Quiz

Je koopt een wasmachine met energielabel G. Dit is een:
A
milieu zuinige wasmachine
B
erg vervuilende wasmachine
C
een goedkope wasmachine
D
een dure wasmachine

Slide 35 - Quiz

Je wil aan het milieu denken en koopt een product met energielabel A. Dit is:
A
zeer milieuzuinig
B
juist helemaal niet zuinig en vervuilend
C
half om half
D
geen van genoemde antwoorden

Slide 36 - Quiz

Onthouden!  
In huis gebruik je elektrische energie en fossiele bandstoffen.  
Zuinig zijn met energie betekent minder energie gebruiken.  
Een spaarlamp is zuiniger dan een gloeilamp.  
Een ledlamp is zuiniger dan een spaarlamp.  
Apparaten die je niet gebruikt, kun je beter uitzetten.  
Een energie-label laat zien hoe zuinig het apparaat is.  
A+++ is erg zuinig, D is helemaal niet zuinig.  

Slide 37 - Slide

huiswerk

maak de vragen 17, 21, 22, 23, 25 en 26

Al gedaan: 17, 21 en 23

Dus nog doen: 22 , 25 en 26 (voor volgende les)

Slide 38 - Slide