Voegwoorden lijmen de ene zin aan de andere zin.
zin 1 (enkelvoudige zin) + zin 2 (enkelvoudige zin) =
samengestelde zin.
Voegwoorden zijn: en maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen.
Een voegwoord staat vooraan in de zin of in het midden.
Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
Terwijl ik fiets, kijk ik om me heen.
Ik kijk om me heen, terwijl ik fiets.