Dag 3

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)

Slide 1 - Slide

DAG 3
enzovoort
erg
facebooken
geïrriteerd
gevaarlijk
geven 

Slide 2 - Slide

enzovoort
  • Dit woord gebruik je bij een opsomming.
  • en zo meer

  • zin: Ik eet veel groente, zoals wortels, bloemkool, spinazie enzovoort.
13

Slide 3 - Slide

erg(e) (bnw)
  • Dit woord gebruik je om het woord daarna sterker te maken.
  • heel veel

  • zin: Deze man is erg sterk.
  • zin: Ik ben erg blij.
14

Slide 4 - Slide

facebooken (ww)
  • Op Facebook kijken.

  • TT - ik facebook - jij facebookt -
    wij facebooken
  • regelmatig ww - zwak ww

  •  zin: Ik facebook elke dag.
15

Slide 5 - Slide

geïrriteerd(e) (bnw)
  • Een beetje boos zijn.
  • In een slecht humeur zijn.
  • synoniem - chagrijnig

  • zin: Ik ben geïrriteerd, want de opdracht lukt mij telkens niet. 
16

Slide 6 - Slide

gevaarlijk(e) (bnw)
  • De kans dat er iets ergs kan gebeuren.

  • zin: Bergbeklimmen is een gevaarlijke sport. 
17

Slide 7 - Slide

geven (ww)
  • In de handen van iemand anders plaatsen.

  • TT - ik geef - jij geeft - wij geven
  • onregelmatig ww - sterk ww

  • zin: Zij geeft jou een pen. 
18

Slide 8 - Slide

Waar wordt het woord 'enzovoort' goed gebruikt?
13
A
1 -2 - 3 - 4 - 5 - .....
B
We gaan vijf dagen naar school en hebben dan twee dagen vrij en dan weer vijf dagen school ....
C
A - B - C - ...... - D - H - C - Z - .....
D
rood - paars - geel - rood - paars - geel - .......

Slide 9 - Quiz

Wat klopt?
14
A
Mijn been is erg veel pijn.
B
Ik heb erg weinig eten.
C
Hij heel erg doet zijn best.
D
Ze hebben erg veel geld.

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met:
- facebooken
- erg
14/15

Slide 11 - Open question


Wat is goed?
16
A
geïrriteerd
B
geirriteerd
C
geïriteerd
D
geïrriteert

Slide 12 - Quiz

Wat heb jij voor gevaarlijks gedaan?
17

Slide 13 - Open question

18
Wat past er bij 'geven'?

Slide 14 - Drag question