Hoofdzin en bijzin

Wat ga je doen?
Je herhaalt hoe je een hoofdzin en een bijzin herkent

1 / 13
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Wat ga je doen?
Je herhaalt hoe je een hoofdzin en een bijzin herkent

Slide 1 - Slide

Uitleg
Soms bestaat een zin eigenlijk uit twee zinnen:
Ik was te laat. De brug stond open
-> Ik was te laat, want de brug stond open

Slide 2 - Slide

Uitleg
Een zin die eigenlijk bestaat uit twee zinnen noem je een
samengestelde zin.
In deze zin zitten twee persoonsvormen en twee onderwerpen.

Slide 3 - Slide

Uitleg
Als de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar staan, is het een hoofdzin
Als de persoonsvorm en het onderwerp niet naast elkaar staan, is het een bijzin

Slide 4 - Slide

Samengestelde zinnen
* Zijn zinnen die eigenlijk uit twee zinnen bestaan
* Er zijn twee persoonsvormen en twee onderwerpen
* De zinnen zijn vaak aan elkaar geplakt met een voegwoord: omdat, maar, want, en 

Slide 5 - Slide

Hoofdzin en bijzin
Zoek altijd eerst de persoonsvormen en onderwerpen in de zin
*Staan het onderwerp en persoonsvorm direct naast elkaar en vooraan? 
->Dan is het een hoofdzin
*Staat er iets tussen het onderwerp en de persoonsvorm en staat het achteraan in de zin? -> Dan is het een bijzin

Belangrijk:  Een bijzin zegt iets over de hoofdzin. 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Ik was te laat in de les, omdat ik mijn wekker niet had gezet.

In de eerste zin staan de persoonsvorm en onderwerp naast elkaar -> hoofdzin
In de tweede zin zit er iets tussen en staat de persoonsvorm achteraan -> bijzin
Het woordje 'omdat' is een voegwoord: het plakt deze twee zinnen aan elkaar

Slide 7 - Slide

De juf deelt de schriften uit, terwijl wij onze boeken zoeken
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 8 - Quiz

Stappenplan

1) Zoek in beide zinnen het onderwerp en de persoonsvorm
2) Staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar of vooraan? hoofdzin
3) Staan onderwerp en persoonsvorm niet naast elkaar of achteraan? bijzin


Slide 9 - Slide

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
Wat is de hoofdzin?
A
Ik heb buikpijn
B
maar ik ga toch naar school

Slide 10 - Quiz

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
Wat is de bijzin?
A
Fien gaat naar de dokter
B
omdat ze haar arm heeft gebroken

Slide 11 - Quiz

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
Wat is het onderwerp in de bijzin?
A
ze
B
haar arm

Slide 12 - Quiz

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
Wat is het onderwerp in de hoofdzin?
A
Fien
B
de dokter

Slide 13 - Quiz