2.8 Komma

2.8 Komma
Doel: je leert wanneer je een komma gebruikt
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.8 Komma
Doel: je leert wanneer je een komma gebruikt

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

  1. Bij een opsomming
  2. Als je iemand aanspreekt
  3. Tussen twee persoonsvormen
  4. voor de woorden  

Slide 2 - Slide

Komma's bij een opsomming
Opsomming = meerdere dingen achter elkaar benoemen

Bijvoorbeeld:
Meng jij vast de komkommer, tomaten, eieren en de dressing door de sla.

Slide 3 - Slide

Typ deze zin over met komma's:

Voor wiskunde heb je een schrift potlood geodriehoek en je boek nodig.

Slide 4 - Open question

Typ deze zin over met komma's:
Wil je een appel banaan peer of kiwi mee naar school?

Slide 5 - Open question

Als je iemand aanspreekt

Bijvoorbeeld: 
Robin, vergeet je niet om de hond uit te laten?

Slide 6 - Slide

Typ deze zin over met komma's:
Frank wil jij de zout even geven?

Slide 7 - Open question

Typ deze zin over met komma's:
Tom wil jij de hond even uitlaten?

Slide 8 - Open question

Tussen twee persoonsvormen
Bijvoorbeeld:
Als je klaar bent, mag je verder met de volgende oefening.

Slide 9 - Slide

Typ deze zin over met komma's:
Als jij je huiswerk niet maakt controleer ik voortaan alle schoolwerk. 

Slide 10 - Open question

Typ deze zin over met komma's:
Als je links kijkt zie je rechts niets.

Slide 11 - Open question

Voor woorden zoals want, maar, omdat...


Ik heb mijn huiswerk niet af, omdat mijn hond het heeft opgegeten. 

Slide 12 - Slide

Typ deze zin over met komma's:
Je bent een kleine slimmerik omdat je hele goede cijfers haalt.

Slide 13 - Open question

Typ deze zin over met komma's:
Vanmiddag ben je eerder vrij want er wordt een flinke storm verwacht.

Slide 14 - Open question

Typ deze zin over met komma's:
Het hoofdgerecht was heerlijk maar het toetje was super vies.

Slide 15 - Open question