Lezen H1 t/m H5

Welkom!
Vandaag:
- Herhaling lezen H1 t/m H5
- Maken opdr. 5 van H5 lezen
- Startopdr. Lezen H6
- Uitleg Lezen H6
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!
Vandaag:
- Herhaling lezen H1 t/m H5
- Maken opdr. 5 van H5 lezen
- Startopdr. Lezen H6
- Uitleg Lezen H6

Slide 1 - Slide

Zoekend lezen:
waar kijk je naar?

Slide 2 - Mind map

Welke onderdelen van de tekst zijn belangrijk bij oriënterend lezen?
Wel
Niet
titel
tussenkopje
schrijver
eerste alinea
laatste alinea
paginanummer
afbeelding
vetgedrukte woorden

Slide 3 - Drag question

Wanneer lees je een tekst oriënterend?
A
als je alleen de afbeeldingen bekijkt
B
als je iets wilt opzoeken in de tekst
C
als je precies wilt weten wat er in de tekst staat
D
als je snel wilt weten waarover de tekst gaat

Slide 4 - Quiz

Wat doe je als je een tekst globaal leest?
A
Je bekijkt de tekst en de afbeelding.
B
Je leest de eerste en laatste alinea van de tekst.
C
Je leest de eerste en laatste zin van alle alinea's
D
Je leest de tekst helemaal.

Slide 5 - Quiz

Wat is een tussenkopje?

Slide 6 - Open question

Waar vind je de meeste informatie van een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 7 - Quiz

Waar maak je kennis met het onderwerp van de tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 8 - Quiz

Hoe kun je kennismaken met het onderwerp in de inleiding?

Slide 9 - Open question

Waar wordt het belangrijkste van de tekst nog een keer herhaald?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 10 - Quiz

Welke tekstdoelen ken je?
Het zijn er 5.

Slide 11 - Mind map

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'informeren'?

Slide 12 - Open question

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'amuseren'?

Slide 13 - Open question

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'overtuigen'?

Slide 14 - Open question

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'instrueren'?

Slide 15 - Open question

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'activeren'?

Slide 16 - Open question

Aan de slag!
Samen maken we opdracht 5 van Lezen H5.

Slide 17 - Slide

Lees tekst 7 oriënterend.
1. Wat is het onderwerp van de tekst.
2. Kun je aan de titel zien wat het doel van de schrijver is?
3. Hoe weet je welke deelonderwerpen aan de orde komen?

Slide 18 - Slide

Antwoorden
1. Het onderwerp is verkooptrucs.
2.  Ja.
3.  In de inleiding worden de verkooptrucs opgesomd. De eerste verkooptruc is het eerste tussenkopje. 

Slide 19 - Slide

Lees de tekst helemaal.
4. Waar zetten supermarkten 'traffic builders' neer?
5. Wat is het werk van een supermarktpsycholoog?
6. Noteer drie zintuigen en zet erachter hoe supermarkten je daarmee proberen te verleiden.

Slide 20 - Slide

Antwoorden
4. Op de stoep. Ze zijn al vanaf het begin van de straat zichtbaar.
5. De supermarktpsycholoog moet trucs verzinnen die mensen verleiden om te kopen (een psycholoog heeft verstand van gedrag en gevoelens van mensen).
6. - met kijken: traffic builders; producten op ooghoogte; 
- met ruiken: geuren vers brood;
- met horen: muzak

Slide 21 - Slide

7. Welke truc is er met de winkelwagen uitgehaald?
8. Wat zijn 'kaskrakers'? (al. 7)
9. 'Van der Wouw wijst op de laatste horde (...)'(al. 8) Leg uit dat het woord 'horde' toepasselijk is.

Slide 22 - Slide

Antwoorden
7. De winkelwagen is verbreed, waardoor het lijkt of je nog niet zo veel hebt gekocht en er nog wel wat bij kan.
8. Kaskrakers zijn producten waar veel aan verdiend wordt (die de winkelier veel geld opleveren).
9. Een horde is een hindernis. Dat is goed gekozen omdat het in de weg staat bij het boodschappen doen. Je moet moeite doen om het niet te kopen.

Slide 23 - Slide

10. In welke alinea('s) lees je de mening van de schrijver?
11. Wat is de mening van de schrijver over supermarkttechnologie?
12. Werken de trucs van de supermarkt als je alleen met het pak met acht ijsjes thuiskomt? (al. 9)

Slide 24 - Slide

Antwoorden
10. De mening van de schrijver staat in alinea 1 en ook weer in de laatste alinea (dat daarom iedereen moet weten hoe die trucs werken).
11. A) Iedereen moet weten hoe de verleidingstechnieken werken.
12. Nee, het is juist de bedoeling dat je meer koopt (de supermarkt verdient waarschijnlijk niets aan die ijsjes).

Slide 25 - Slide

Maak de startopdracht van lezen H6

Slide 26 - Slide

Uitleg lezen H6

Slide 27 - Slide

Huiswerk voor vrijdag:

Maak opdr. 12 van blz. 218

Slide 28 - Slide