Lezen 1hv H3/4

Lezen H3/4
Voor proefwerk begrijpend lezen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen H3/4
Voor proefwerk begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Hoe kun je een tekst verdelen?

Slide 2 - Open question

De inleiding
Doel: het onderwerp duidelijk maken en de lezer nieuwsgierig maken.

Hoe?
Een voorbeeld
Een (grappig) verhaaltje: anekdote
Een bijzondere situatie

Slide 3 - Slide

Het slot
Het slot maakt het verhaal compleet, er wordt soms teruggeblikt op de inleiding of vooruit gekeken naar de toekomst.

Hoe?
Een conclusie
Een korte samenvatting

Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp van een tekst?
A
Waar de tekst over gaat, in één of een paar woorden
B
Waar de tekst over gaat, in een paar zinnen
C
Waar een alinea over gaat

Slide 5 - Quiz

Hoofdgedachte
Hoofdgedachte: het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd, samengevat in één zin.

Bijvoorbeeld:
Onderwerp: noedels
Hoofdgedachte: In Nederland worden steeds meer instant noedels gegeten.

Slide 6 - Slide

Welke leesstrategieën ken je nog?

Slide 7 - Mind map

Nieuwe strategie
Oriënterend lezen: de titel, tussenkopjes en afbeeldingen bekijken. De eerste alinea lezen.
Globaal lezen: de titel, tussenkopjes, afbeeldingen en bron bekijken. De eerste en laatste zinnen van de alinea's lezen.
Zoekend lezen: het stukje lezen dat je nodig hebt.
Precies lezen: de tekst nauwkeurig lezen van het begin tot het eind.

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden
Zinnen en alinea's hangen met elkaar samen. Er zijn verschillende verbanden, deze hebben een naam.
Chronologisch tekstverband: beschrijft de juiste volgorde.
Opsommend tekstverband: noemt delen op.
Tegenstellend tekstverband: noemt tegenstellingen op.
Toelichtend tekstverband: geeft extra informatie. 

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden
Aan een signaalwoord kun je een tekstverband herkennen.

Zie schema op bladzijde 102.

Slide 10 - Slide

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
en
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 11 - Quiz

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
bijvoorbeeld
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
daarna
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 13 - Quiz

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
maar
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 14 - Quiz

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
toch
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 15 - Quiz

Bij welk tekstverband denk je dat dit signaalwoord hoort?
ook
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 16 - Quiz

Ik snap deze stof
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Oefenen
Hoofdstuk 3: opdracht 1, 2, 4 (t/m 4.3) en 5 (blz 72 t/m 77)
Hoofdstuk 4: opdracht 1, 2, 4 en 5 (blz 102 t/m 107)

Slide 18 - Slide