This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2 Steden in je eigen omgeving I
Slide 1 - Slide
Waar denk je aan bij:
Verhuizen
Slide 2 - Mind map
A?
B?
Bekijk de twee foto's goed! Je krijgt er zo wat vragen over.
Slide 3 - Slide
Welke namen zet je bij A + B?
A
A=Stad
B=Dorp
B
A=Dorp
B=Stad
Slide 4 - Quiz
Noem twee kenmerken van de stad.
Slide 5 - Open question
Noem twee kenmerken van het dorp.
Slide 6 - Open question
Leerdoelen par 1
Je weet:
✅ wat de verschillen zijn tussen dorpen en steden
✅ hoe steden zijn ontstaan
✅ hoe steden zijn opgebouwd
Slide 7 - Slide
Dorpen en steden
Nederzetting = plaats waar mensen bij elkaar wonen.
grote nederzetting.
tienduizenden inwoners
hoge gebouwen
dicht op elkaar
veel voorzieningen = bedrijven of instellingen die zorgen voor de dingen die je nodig hebt, zoals winkels, school, bioscoop, sportvelden, station, stadion.
kleine nederzetting.
paar duizend inwoners.
Laagbouw zoals boerderij, rijtjeshuizen
verder uit elkaar
weinig voorzieningen: = bedrijven
of instellingen die zorgen voor de dingen die je nodig hebt (winkels, school, bioscoop), sportvelden, station, stadion.
Dorp:
Stad:
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Welke plaatsen waren er al in de Middeleeuwen?
A
Groningen, Amersfoort,Rotterdam
B
Utrecht, Nijmegen, Zutphen
C
Utrecht, Amersfoort, Amsterdam
Slide 10 - Quiz
Rond welk jaar ging dit veranderen?
A
1100
B
1200
C
1000
D
900
Slide 11 - Quiz
Waardoor kwamen er veel steden bij? (één woord)
Slide 12 - Open question
Noem een stof die op markten veel verkocht werd. (één woord)
Slide 13 - Open question
Welk gevaar liepen de kooplieden, als ze van plaats naar plaats reisden? (één woord)
Slide 14 - Open question
Waarom wilden de mensen het liefst bij een kerk of kasteel wonen? (één woord)
Slide 15 - Open question
Steden ontstaan op verschillende manieren,
zoals:
Bij een kasteel
Bij een doorwaadbare plaats bij een rivier
op een kruising van handelswegen (landweg / waterweg)
bij fabrieken aan een spoor of kanaal
op plekken met veel ruimte (bv. in een polder)
Het ontstaan van steden
Slide 16 - Slide
Is Amersfoort een stad met een historische stadskern?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
Welke historische gebouwen vind je in Amersfoort?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
H 2 Par 1 Steden in Nederland
1. Maak H 2 WB opdr. 1-5, 7, 8
Slide 20 - Slide
Gebruik voor deze vraag de Basis bosatlas, 60ste druk, "Nederland-soorten steden"
De meeste steden met meer dan 25.000 inwoners
A
hebben een historische
stadskern
B
zijn ontstaan uit een dorpskern
C
zijn nieuw ontworpen
Slide 21 - Quiz
Gebruik voor deze vraag de Basis bosatlas, 60ste druk, "Nederland-soorten steden"
De meeste steden met meer dan 25.000 inwoners liggen in de provincie
A
Utrecht
B
Brabant
C
zuid-Holland
D
Groningen
Slide 22 - Quiz
Gebruik voor deze vraag de Basis bosatlas, 60ste druk, "Nederland-soorten steden"
Wat vlalt je op aan de verdeling over Nederland van de nieuw ontworpen steden?
A
Liggen vooral in het oosten van het land
B
Liggen vooral in het noorden van het land
C
Liggen vooral in het zuiden van het land
D
Liggen vooral in het westen van het land
Slide 23 - Quiz
Kleine nederzetting
Dicht op elkaar
Tienduizenden inwoners
Hoogbouw
Laagbouw
Grote nederzetting
paar duizend inwoners
veel voorzieningen
weinig voorzieningen
verder uit elkaar
Slide 24 - Drag question
Geef een voorbeeld van hoogbouw
Slide 25 - Open question
Geef een voorbeeld van laagbouw
Slide 26 - Open question
Geef een voorbeeld van een voorziening.
Slide 27 - Open question
Kunnen inwoners van buiten de stad ook gebruik maken van voorzieningen in de stad?