U1 periode 3 formatie toets vocabulaire físico e información personal en basisgrammatica

Test formativo de español de U1
martes, 20 de abril de 2021
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 7 min

Items in this lesson

Test formativo de español de U1
martes, 20 de abril de 2021

Slide 1 - Slide

Geef de vertaling van het woord:
rizado
A
stijl
B
roodharig
C
golvend
D
gekruld

Slide 2 - Quiz

Geef de vertaling van het woord:
la coleta
A
de neus
B
de oren
C
de staart
D
de mond

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort niet thuis in dit rijtje:
boca, piel, lentillas, nariz.
A
nariz
B
lentillas
C
piel
D
boca

Slide 4 - Quiz

Welk woord hoort niet thuis in dit rijtje:
gordito, delgado, ondulado, bajito
A
gordito
B
delgado
C
ondulado
D
bajito

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Spaans:
1. Zij heeft bruin haar
2. Ik heb blauwe ogen
3. Mijn verjaardag is
4. Ik heb een huisdier.

timer
1:00

Slide 6 - Open question

Geef antwoord in het Spaans
¿Cuántos años tienes?
timer
0:20

Slide 7 - Open question

Geef antwoord in het Spaans
¿Cómo te llamas?
timer
0:20

Slide 8 - Open question

Geef antwoord in het Spaans
¿Tienes hermanos?
timer
0:20

Slide 9 - Open question

Geef antwoord in het Spaans
¿Dónde vives?
timer
0:20

Slide 10 - Open question

Geef antwoord in het Spaans
¿Cuál es tu afición?
timer
0:20

Slide 11 - Open question

Kies het juiste werkwoord:
bailar (tú)
A
baila
B
bailo
C
baile
D
bailas

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
vivir (yo)
A
vivas
B
vive
C
vivo
D
viva

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
comer (ella)
A
como
B
comes
C
coma
D
come

Slide 14 - Quiz

Vervoeg de volgende werkwoorden naar het Spaans met nadruk:.
1. ik ben
2. zij hebben
3. wij praten
4. jullie dragen
timer
1:00

Slide 15 - Open question

Van welk zelfstandig naamwoord is het bepaalde lidwoord verkeerd?
A
el problema
B
la casa
C
el mano
D
el profesor

Slide 16 - Quiz

Van welk zelfstandig naamwoord is het bepaalde lidwoord verkeerd?
A
la idioma
B
la ciudad
C
la foto
D
la estación

Slide 17 - Quiz

Welke meervourdsvorm klopt niet van deze zelfstandige naamwoorden in het Spaans?
A
pezes
B
ciudades
C
casas
D
ordenadores

Slide 18 - Quiz

In welke zin is verkeerd geschreven?
A
Tengo el pelo rubio
B
Tengo los ojos marrón
C
Mi hermana es delgada
D
Mis padres son gorditos

Slide 19 - Quiz