Les 02 - Functiewoorden en verbindingswoorden

Functiewoorden en verbindingswoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Functiewoorden en verbindingswoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- wat we onder de macro- en microstructuur van een tekst verstaan; 
- hoe we structuren binnen een tekst kunnen opsporen

Slide 2 - Slide

Zakelijke teksten
Om een tekst goed begrijpelijk te houden, zorgt de schrijver ervoor dat hij gebruik maakt van verbanden. 

Als lezer is het heel belangrijk om hierop te letten. Hierdoor zul je de tekst namelijk beter begrijpen. 

Slide 3 - Slide

Macro- en microstructuur
Een zakelijke tekst is in verschillende delen op te delen. Zo is er een onderscheid tussen een macro-structuur en een micro-structuur.

Met de macro-structuur verdelen we de tekst in inleiding, kern en slot. 

Met de micro-structuur gaan we op zoek naar functies van en verbanden tussen de kleinere delen van de tekst. 

Slide 4 - Slide

Functiewoorden en verbindingswoorden
Functiewoorden geven aan welke functie een of enkele alinea's in de tekst vervullen. Deze functiewoorden kunnen letterlijk in de tekst gegeven worden, maar vaak is dit niet het geval. 

Verbindingswoorden (ook wel signaalwoorden) geven aan hoe de verschillende onderdelen van de tekst (dus woorden, zinnen of alinea's) zich ten opzichte van elkaar verhouden. 

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden
Verbindingswoorden of signaalwoorden geven dus bepaalde tekstverbanden aan. We onderscheiden verschillende soorten tekstverbanden, bijvoorbeeld die van: opsomming, tijd, reden, oorzaak, gevolg, tegenstelling, voorwaarde, inperking, vergelijking, omschrijving, voorbeeld, verduidelijking, conclusie en samenvatting. 

Slide 6 - Slide

Vragen?
Hebben jullie vragen over de theorie van functiewoorden en verbindingswoorden?

Slide 7 - Slide

Wat voor soort verbinding geeft het woord 'echter' aan.
A
Opsomming
B
Tijd
C
Vergelijking
D
Tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Wat voor soort verbinding geeft het woord 'want' aan.
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Omschrijving
D
Verduidelijking

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort verbinding geeft het woord 'daardoor' aan.
A
Voorbeeld
B
Conclusie
C
Oorzaak
D
Verduidelijking

Slide 10 - Quiz

Wat voor soort verbinding geeft het woord 'indien' aan.
A
Vergelijking
B
Voorwaarde
C
Inperking
D
Samenvatting

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort verbinding geeft het woord 'kortom' aan.
A
Conclusie
B
Samenvatting
C
Opsomming
D
Verduidelijking

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 tot en met 5 op pagina 36 van je boek. 

Slide 13 - Slide