NAT NL Leesvaardigheid B2 Functiewoorden en verbindingswoorden

Leesvaardigheid B2 Functiewoorden en verbindingswoorden

Je kunt de microstructuur van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden en functiewoorden.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid B2 Functiewoorden en verbindingswoorden

Je kunt de microstructuur van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden en functiewoorden.

Slide 1 - Slide

Macro (groot)

  • De hoofdindeling van de tekst
  • bv. de inleiding, kern en het slot
Micro (klein)

  • kleinere indelingen van een tekst
  • bv. alinea's en zinnen

Slide 2 - Slide

Macro (groot)


Micro (klein)

Slide 3 - Slide

Het voegwerk is de naad of overgang tussen twee verschillende of gelijke materialen bijvoorbeeld bakstenen, tegels en planken.
Voegwerk is belangrijker dan de meesten denken vind ik. In mijn vrije tijd heb ik het soms nog over voegwerk wanneer ik bijvoorbeeld langs een woning of ander pand loop. Misschien komt dit een beetje vreemd over voor een ander maar ik vind persoonlijk dat een voeg een stuk metselwerk (en daarmee een woning) behoorlijk ‘af’ kan maken.

Slide 4 - Slide

Voegwerk is belangrijker dan de meesten denken vind ik. In mijn vrije tijd heb ik het soms nog over voegwerk wanneer ik bijvoorbeeld langs een woning of ander pand loop. Misschien komt dit een beetje vreemd over voor een ander maar ik vind persoonlijk dat een voeg een stuk metselwerk (en daarmee een woning) behoorlijk ‘af’ kan maken.
Verbindingswoorden worden ook wel stuctuuraanduiders of signaalwoorden genoemd. Ze geven het verband tussen zinnen en alinea’s weer. Zij vormen het cement van je tekst en vertellen de lezer hoe de informatie in een zin samenhangt met die in de zin ervoor. Zo verhogen ze de leesbaarheid van de tekst.

Slide 5 - Slide

Voegwerk is belangrijker dan de meesten denken vind ik. In mijn vrije tijd heb ik het soms nog over voegwerk wanneer ik bijvoorbeeld langs een woning of ander pand loop. Misschien komt dit een beetje vreemd over voor een ander maar ik vind persoonlijk dat een voeg een stuk metselwerk (en daarmee een woning) behoorlijk ‘af’ kan maken.
Verbindingswoorden of signaalwoorden ‘signaleren' bijvoorbeeld een volgorde in de tijd, een opsomming, een tegenstelling, een voorwaarde of een oorzaak-gevolgrelatie. 

Slide 6 - Slide

Voegwerk is belangrijker dan de meesten denken vind ik. In mijn vrije tijd heb ik het soms nog over voegwerk wanneer ik bijvoorbeeld langs een woning of ander pand loop. Misschien komt dit een beetje vreemd over voor een ander maar ik vind persoonlijk dat een voeg een stuk metselwerk (en daarmee een woning) behoorlijk ‘af’ kan maken.
Als verbindingswoorden treden voegwoorden (zoals maar, als, omdat) en bijwoorden (zoals toch, namelijk, daarna) op, maar ook bepaalde vaste combinaties en formuleringen (zoals in elk geval, dat wil zeggen) kunnen als verbindingswoorden worden beschouwd.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Functiewoorden:
Deze woorden kondigen de functie van een tekstdeel of alinea aan. Zo weet je wat je kan verwachten.

Slide 9 - Slide

Functiewoorden vind je dan ook vaak in de eerste zin van een alinea.
Vaak ontbreken de functiewoorden zelf en moet je functie van een tekstdeel of alinea uit de tekst opmaken.

Slide 10 - Slide

Voorbeelden van functiewoorden zijn:
aanleiding, voorbeeld, conclusie, argument, anekdote, definitie, gevolg, oplossing en verklaring

Slide 11 - Slide


Functiewoorden helpen om het verband tussen zinnen of deelzinnen aan te geven.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz


'aanleiding', 'voorbeeld' en 'verklaring' zijn voorbeelden van functiewoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz


Een ander woord voor verbindingswoord is 'signaalwoord'.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz


'hoewel', 'ondanks' en 'natuurlijk' zijn voorbeelden van verbindingswoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz


Sommige woorden kunnen afhankelijk van de context een verbindingswoord of een functiewoord zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz


Als je kijkt naar verbindingswoorden en functiewoorden kijk je op macro niveau naar een tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz


In een tekst komen meestal meer functiewoorden voor dan verbindingswoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz