Marketingplanning H3

Wij gaan leren hoe klanten denken en wat een klanten doen wanneer zij iets kopen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Wij gaan leren hoe klanten denken en wat een klanten doen wanneer zij iets kopen

Slide 1 - Slide

3.1

Slide 2 - Slide

3.1

Slide 3 - Slide

Maak opdracht 3.01 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Onder welke categorie valt jouw voorbeeld uit  opdracht 3.01?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

3.1 & 3.3
Keuzeproces

Slide 7 - Slide

Duo opdracht
Lees H3.5 & Maak opdracht 3.05h": 
'geef van iedere soort een voorbeeld'
timer
5:00

Slide 8 - Slide

3.1/ 3.2 / 3.3
Keuzeproces
Wat is SBU? blz 86

Slide 9 - Slide

3.1 & 3.3
Leverancier en klant kopen van elkaar
Wat is dat
De vraag naar producten door organisaties, die ontstaat als gevolg van de vraag van consumenten (finale afnemers) naar een bepaald product

Slide 10 - Slide

Een vervoersbedrijf koopt winterbanden voor zijn vrachtauto’s die door Duitsland rijden, omdat deze verplicht zijn.

Waarvan is hier sprake?
A
Afgeleide vraag
B
Geografische concentratie
C
Rationeel koopmotief
D
Reciprociteit

Slide 11 - Quiz

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 12 - Slide

3.1
Maak opdracht 3.04 e & f
timer
7:00

Slide 13 - Slide

EXAMEN: Koopgedrag (23%) 3.1
  • De kandidaat benoemt een of meer van de fasen van het (online) koopbeslissingsproces, adoptieproces of de (online) marketing funnel zoals de volgende.
  • Koopbeslissingsproces B2C: ontstaan van een probleem of wens (behoefte- of probleemherkenning), informatie zoeken, evaluatie van de alternatieven, aankoop (kiezen en beslissen) en evaluatie van het gebruik
  • Koopbeslissingsproces B2B: probleemidentificatie (probleemherkenning), bepalen productspecificaties, zoeken/selecteren potentiële leveranciers, aanvragen en evalueren offertes, onderhandelen met leveranciers, kiezen leverancier, opstellen contract of koopovereenkomst, bewaken order, evalueren en terugkoppelen.
  • Online koopbeslissingsproces: ontstaan van een probleem of wens (behoefte- of probleemherkenning), informatie zoeken, evaluatie van de alternatieven, keuze van het verkoopkanaal, aankoop (kiezen en beslissen) en evaluatie van het gebruik
  • Adoptieproces: bewustwording, belangstelling, evaluatie, probeeraankoop en adoptie
  • Online marketing funnel: bezoeken, boeien, beslissen, bestellen, betalen en binden


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

3.1
Wanneer komt in het filmpje een van een deze mentale stadia voor bij de klant ? 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Anita Dijkstra houdt de laatste modetrends scherp in de gaten. Zij is niet de eerste die de nieuwste modeartikelen koopt, maar is er wel redelijk snel bij.

Tot welke adoptiecategorie hoort Anita?
A
Early adopters
B
Innovators
C
Laggards

Slide 18 - Quiz

3.4
adoptiecurve rogers
Hoofdstuk 4.8 blz 101

Slide 19 - Slide

1

Slide 20 - Video

01:29
1)Zou jij als een van de eersten sprinkhanen eten wanneer er voedseltekort is?
2)Tot welke categorie van de adoptiecurve denk je dat jij hoort en waarom?
3) Bonusvraag: Welk categorie geef jij jouw docent?

Slide 21 - Open question

EXAMEN: Koopgedrag (23%) 3.2 -3.5
3.2
• Routinematig (RAG), beperkt probleemoplossend (BPO) of uitgebreid probleemoplossend (UPO)
• Op de business-to-businessmarkt: straight rebuy, modified rebuy of new task.
3.3 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welk begrip of kenmerk sprake is met betrekking tot het koopgedrag.
• Op de consumentenmarkt, zoals high involvement, low involvement, cognitieve dissonantie, finale vraag, autonome vraag, emotionele koopmotieven, meer afnemers, kleinere orders
• Op de business-to-businessmarkt, zoals initiator, beïnvloeder, gatekeeper, beslisser, inkoper, gebruiker, adviseur, afgeleide vraag, sterk fluctuerende vraag, geografische concentratie, rationele koopmotieven, reciprociteit, minder afnemers, grotere orders
3.4 De kandidaat deelt een of meer consumenten in een van de adoptiecategorieën in: innovators, early adapters, early majority, late majority en laggards.
3.5 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welke behoefte van de piramide van Maslow sprake is: fysiologische (lichamelijke) behoeften, behoefte aan veiligheid en zekerheid, behoefte aan sociale contacten (vriendschap, liefde), behoefte aan waardering en erkenning (status, aanzien), behoefte aan zelfontplooiing (zelfactualisatie).


Slide 22 - Slide

3.6

Slide 23 - Slide

Een startende ondernemer bezoekt een netwerkbijeenkomst waar hij diverse succesvolle zakenmensen ontmoet. Hij koopt een mooi maatpak en een stropdas, want hij wil aansluiten bij wat de andere bezoekers dragen.

Welke factor beïnvloedt het koopgedrag van deze ondernemer?
A
Cultuur
B
Inkomen
C
Persoonlijkheid
D
Referentiegroep

Slide 24 - Quiz

3.7

Slide 25 - Slide

Koppel het gedrag
Communicatiegedrag
Aankoopgedrag
Gebruiksgedrag
Afdankgedrag
Kiezen voor pinnen ipv contant betalen
Een etiket lezen in de winkel 

Lege flessen in de glasbak gooien
Een appel kopen om aan de docent te geven

Slide 26 - Drag question

EXAMEN: Koopgedrag (23%) 3.6 & 3.7
3.6
De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie welke factor(en) het koopgedrag beïnvloedt/beïnvloeden.

• Persoonlijke factoren: persoonlijkheid, levensstijl, leeftijd, economische situatie (inkomen en koopkracht).
• Psychologische factoren: motivatie, perceptie, leren, attitude (kennis, houding en gedrag)
• Culturele factoren: cultuur, subcultuur en sociale klasse.
• Sociale factoren: gezin, referentiegroep (primaire-, associatieve-, aspiratie- en dissociatieve groepen).
3.7
De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welk onderdeel van het consumentengedrag sprake is: communicatie-, aankoop-, gebruiks- of afdankgedrag.

Slide 27 - Slide

Weten wij alles nog?

Slide 28 - Slide

Het verschil tussen high en low involvement wordt gemaakt op basis van:
A
Cognitieve dissonantie
B
Bewustwording
C
Betrokkenheid
D
d. Evaluatie

Slide 29 - Quiz

Er worden bij de consument drie soorten koopgedrag onderscheiden- Welke hoort daar NIET bij?
A
Routinematig aankoopgedrag (RAG
B
Gewijzigde herhalingsaankoop (modified rebuy)
C
Uitgebreid probleemoplossend koopgedrag (UPO)
D
Beperkt probleemoplossend koopgedrag (BPO)

Slide 30 - Quiz

Koppel het gedrag
Routinematig aankoopgedrag
Beperkt probleemoplossend
Uitgebreid probleemoplossend
Je koopt een nieuwe scooter
Je tankt benzine voor je scooter
Je koopt een slot voor je scooter

Slide 31 - Drag question

Een DMU is:
A
Een vorm van industrieel koopgedrag
B
Een inkoopcombinatie
C
Een groep die betrokken is bij bepaalde aankopen
D
Een moment waarop een koper twijfelt over een gedane aankoop

Slide 32 - Quiz

De kleding van All Fashion wordt gedragen als vrijetijdskleding en als kleding om uit te gaan.

Van welk onderdeel van het consumentengedrag is hier sprake?
A
Aankoopgedrag
B
Communicatiegedrag
C
Gebruiksgedrag

Slide 33 - Quiz